Quiconque promène un regard attentif dans la vallée de la Woluwe peut observer que Woluwe-Saint-Lambert est une commune riche en édifices anciens. Nombreux sont ceux qui, à ce jour, ont fait l’objet d’une mesure de classement. Citons pour l’exemple l’église Saint-Lambert, la chapelle de Marie la Misérable, le Slot, le moulin à vent ou encore le Musée communal.
On se prend pourtant à regretter la disparition, dans l’entre-deux-guerres, d’un fleuron de l’architecture brabançonne du XVIe siècle, qui se dressait dans notre commune : le château Kieffelt. Nul doute que s’il avait subsisté, il serait à l’heure actuelle efficacement protégé par une mesure de protection légale.
Wie met een aandachtige blik door het Woluwedal kuiert, kan zien hoe rijk Sint-Lambrechts-Woluwe aan oude gebouwen is. Veel van die panden zijn intussen geklasseerd. We denken hier spontaan aan de Sint-Lambertuskerk, de kapel van Lenneke Mare, het Slot, de watermolen of het gemeentelijke museum.
Andere fraaie bouwwerken zijn verdwenen, en dat is bijzonder spijtig. Een van die verdwenen parels is Kasteel Kieffelt, een mooi voorbeeld van Brabantse architectuur uit de 16e eeuw, dat tijdens het interbellum onder de slopershamer verdween. Als het overeind was gebleven, dan zou het vandaag ongetwijfeld een wettelijke bescherming genieten.
La seigneurie de Stockel | De heerlijkheid van Stokkel
Le château Kieffelt formait sous l’Ancien Régime le centre juridique de la seigneurie dite de Stockel. La création de celle-ci était antérieure à l’édification même du château. En effet, elle paraît trouver son origine au XIVe siècle, à une époque où les partages successoraux et la vente de nombreux domaines seigneuriaux, conséquence de l’appauvrissement de la noblesse rurale de vieille souche, ont provoqué un morcellement important des terres. A ce moment, il devait déjà exister une ferme autour de laquelle se répartissaient terres cultivées, prés et bois. Ce domaine agricole, complété par une juridiction locale, adopta le nom du hameau voisin de Stockel, ce qui donne à penser que ce dernier en dépendait au moins en partie bien qu’il en fut assez éloigné. La ferme portait le nom d’Hof Allome.
La seigneurie de Stockel semble avoir acquis son autonomie par rapport à la seigneurie de Woluwe lorsque la famille Van Coelen en hérita dans la seconde moitié du XIVe siècle. Parmi ses successeurs on trouve les Bauw, originaires de Malines.
Kasteel Kieffelt was onder het ancien régime het juridische centrum van de zogenaamde heerlijkheid van Stokkel. Die heerlijkheid bestond nog vóór het kasteel werd gebouwd. De oorsprong ervan blijkt terug te gaan tot de 13e eeuw, een periode waarin de gronden in aanzienlijke mate versnipperd geraakten door erfrechtelijke verdelingen en de verkoop van talloze heerlijke domeinen ten gevolge van de verarming van de oude landelijke adel. Op dat ogenblik moet er een hoeve hebben bestaan, omringd door akkers, weilanden en bossen. Dit landbouwdomein verwierf lokale rechtspraak en werd genoemd naar het nabijgelegen gehucht van Stokkel. Die naamgeving zou erop kunnen wijzen dat het gehucht er minstens voor een deel van afhing, aangezien het er vrij ver van verwijderd was. De hoeve heette toen Hof Allome.
Blijkt dat de heerlijkheid van Stokkel autonoom is geworden van de heerlijkheid van Woluwe toen de familie Van Coelen deze halfweg de 14e eeuw erfde. Onder de erfopvolgers vinden we de uit Mechelen afkomstige familie Bauw.
Les premiers Kieffelt | De eerste Kieffelt
C’est au milieu du XVIe siècle qu’une branche de la famille Kieffelt entra en possession du bien. Les Kieffelt appartenaient à une brillante lignée de juristes et hauts fonctionnaires originaires d’Anvers. Un de leurs représentants, Barthélémy « Van Kieffelt », fourrier du futur roi d’Espagne Philippe II, fut amené, de par ses fonctions, à se rapprocher de la Cour de Bruxelles. Désireux de s’installer dans les environs de la ville, il fit ériger à proximité immédiate de la ferme seigneuriale de Stockel un très bel édifice à caractère résidentiel auquel le nom de sa famille restera longtemps attaché.
Medio de 16e eeuw komt een tak van de familie Kieffelt in het bezit van het domein. De Kieffelts behoorden tot een briljant geslacht van rechtsgeleerden en hoge ambtenaren uit het Antwerpse. Een telg uit deze familie, Barthélémy “Van Kieffelt”, foerier van de toekomstige koning van Spanje Filips II, werd in het kader van zijn hoge functies gevraagd om nader bij het Brusselse Hof te gaan wonen. Hij liet in de onmiddellijke nabijheid van de heerlijke hoeve van Stokkel een prachtig residentieel pand optrekken, waaraan de naam van zijn familie voor lange tijd zou verbonden blijven.
[Portail d’entrée du château surmonté des armoiries de la famille Kieffelt, 1899, Coll. Musée communal de WSL | Toegangspoort van het kasteel met het wapenschild van de familie Kieffelt, 1899, Coll. Gemeentemuseum van SLW]
Entré par la suite en possession du conseiller de la Chambre des Comptes de Brabant, Jean de Pennant, le domaine réintégra le sein de la famille Kieffelt au début du XVIIe siècle. Durant un siècle, cette dernière n’aura de cesse de valoriser ses biens. La chapelle de Marie la Misérable, lieu de culte privé compris dans le patrimoine de la seigneurie, sera embellie et remeublée par Georges I Kieffelt († 1635) qui s’y fera ensevelir aux côtés de son épouse Anne Van Asseliers. Leur pierre tombale, autrefois placée dans le choeur de la chapelle, se dresse maintenant dans le vestibule d’entrée.
Daarna gaat het domein over in handen van de raadsheer van de Rekenkamer van Brabant, Jean de Pennant, waardoor het bij de aanvang van de 17e eeuw opnieuw tot de familie Kieffelt ging behoren. Een eeuw lang doet dat geslacht er alles aan om zijn goederen in waarde te verhogen. De kapel van Lenneke Mare, een private vereringsplek die deel uitmaakte van het patrimonium van de heerlijkheid, wordt verfraaid en opnieuw aangekleed door Georges I Kieffelt († 1635), die er zich laat begraven aan de zijde van zijn vrouw Anne Van Asseliers. Hun grafsteen, die eertijds in het koor van de kapel lag, staat nu in het voorportaal.
Enrichissement et extension | Verrijken en uitbreiden
Les Kieffelt vont accroître leur domaine de manière remarquable en acquérant biens fonciers et droits de justice à Kraainem, Woluwe-Saint-Etienne et Woluwe-Saint-Pierre. A Woluwe-Saint-Lambert, cette extension se fait au détriment de la famille d’Armstorff qui, ruinée, se voit contrainte de céder peu à peu son patrimoine, dont la résidence familiale, le Slot.
Au début du XVIIIe siècle, Agathe Clémence Kieffelt, fille unique de Georges III († 1675) se trouve à la tête de plusieurs villages. La fille qu’elle aura de son union avec Henri Antoine van Berchem († 1729) transmettra son patrimoine à son époux François de Hinnisdael, membre d’une lignée aristocratique de la Principauté de Liège. Celui-ci sera élevé au titre de comte en 1723. Le petit-fils de François, Henri Antoine Bernard, verra ses terres de Kraainem et de Woluwe érigées en un éphémère comté en 1764.
De familie Kieffelt breidt haar domein op een opmerkelijke manier verder uit. Ze koopt gronden en verwerft rechtspraak over Kraainem, Sint-Stevens-Woluwe en Sint-Pieters-Woluwe. In Sint-Lambrechts-Woluwe gebeurt die uitbreiding ten koste van de berooide familie Armstorff, die verplicht wordt om haar vermogen beetje bij beetje af te staan. Tot dat vermogen behoort ook de familiale woonst, het Slot.
In het begin van de 18e eeuw staat Agathe Clémence Kieffelt, de enige dochter van Georges III († 1675), aan het hoofd van verschillende dorpen. De dochter die ze krijgt uit haar huwelijk met Henri Antoine van Berchem († 1729), zal dat vermogen doorgeven aan haar echtgenoot François de Hinnisdael, lid van een aristocratische tak van het Prinsbisdom Luik. Hij wordt in 1723 verheven tot de rang van graaf. De gronden van Kraainem en van Woluwe worden in 1764 kortstondig verheven tot graafschap.
L’époque des Jésuites | De Jezuïetentijd
L’ancien domaine des Kieffelt – du moins sa composante matérielle – va passer sans encombre le cap de la Révolution française. Le patrimoine foncier, détenu à partir des années 1820 par le beau-fils du dernier des Hinnisdael de Woluwe, le comte Charles de Thiennes de Lombise, ne subira aucune amputation. Seuls en seront soustraits le titre comtal et l’exercice de la justice locale, placé sous juridiction publique, depuis l’annexion définitive des nos provinces à la France (1795).
Het oude domein van de familie Kieffelt – of toch het grootste materiële onderdeel ervan – zal ongehinderd de Franse Revolutie doorstaan. De gronden, die vanaf de jaren 1820 in handen zijn van de schoonzoon van de laatste Hinnisdael de Woluwe, graaf Charles de Thiennes de Lombise, worden niet beknot. Alleen de grafelijke titel en de uitoefening van de lokale rechtsmacht worden aan het domein onttrokken. Vanaf de definitieve inlijving van onze provinciën bij Frankrijk in 1795, wordt het domein onder openbare rechtspraak geplaatst.
Avec les Thiennes et leurs successeurs par alliance, les de la Boëssière-Thiennes, le château Kieffelt est délaissé par ses maîtres qui résident dans leur hôtel particulier de Bruxelles, rue aux Laines, ou sur les terres ancestrales de Lombise en Hainaut, à mi-chemin d’Ath et de Soignies. La gestion du domaine de Woluwe est confiée à des régisseurs. Parmi eux, l’avocat bruxellois Van der Auwera, le notaire Van Keerberghen, de Woluwe, et Jean Théodore De Cuyper, ce dernier assumant par ailleurs la fonction d’échevin dans notre commune de 1896 à 1915. Quant au château, plutôt que de le laisser inoccupé, les de la Boëssière le mettront à la disposition des Jésuites de Bruxelles. Ces derniers en feront avant 1850 une maison de campagne pour les élèves de leur collège.
Met de familie Thiennes en hun opvolgers door verwantschap, gaat het Kasteel Kieffelt over in handen van eigenaars die wonen in hun privépand aan de Wolstraat in Brussel of op de voorvaderlijke gronden van Lombise in Henegouwen, halfweg tussen Aat en Zinnik. Het beheer van het domein van Woluwe wordt toevertrouwd aan rentmeesters. Enkele van die rentmeesters zijn de Brusselse advocaat Van der Auwera, notaris Van Keerberghen uit Woluwe, en Jean Théodore De Cuyper, die trouwens tussen 1896 en 1915schepen van onze gemeente was. De familie de la Boëssière ziet het kasteel liever niet leeg staan en stelt het ter beschikking van de Jezuïeten van Brussel. Zij maken er vóór 1850 een landhuis van voor de leerlingen van hun college.
La période des Pères blancs | De periode van de Witte Paters
En 1883, après le départ des Jésuites, le château est remis à neuf et partiellement transformé. L’année suivante, il est loué par le comte de la Boëssière à la congrégation des Pères blancs d’Afrique désireuse d’ouvrir en Belgique une école préparatoire pour les novices issus de nos régions, l’« Institut apostolique belge pour les Missions d’Afrique ». La chapelle de Marie la Misérable est également confiée aux bons soins des Pères qui bénéficieront de la récolte des troncs.
Le château n’abritera les élèves que durant six années. Les difficultés d’accès (voies d’accès de piètre qualité, gare de Woluwe trop éloignée, …), l’absence d’infrastructures suffisantes mais surtout le nombre croissant d’élèves, contraindront les Pères blancs à transférer l’école à Malines en 1891, avant de quitter définitivement le château en 1893.
Anno 1883, na het vertrek van de Jezuïeten, wordt het kasteel gerenoveerd en gedeeltelijk verbouwd. Het jaar daarop wordt het verhuurd door de graaf de la Boëssière aan de congregatie van de Witte Paters van Afrika, die in België een school willen openen waar novicen uit onze regio’s worden opgeleid, het zogenaamde “Institut apostolique belge pour les Missions d’Afrique”. De kapel van Lenneke Mare wordt eveneens toevertrouwd aan de goede zorgen van de Paters die gebruik maken van de inhoud van de offerblokken.
Er lopen maar zes jaar leerlingen school in het kasteel. De lastige toegang (toegangsweg van bedenkelijke kwaliteit, de afstand naar het station van Woluwe enz.), het gebrek aan voldoende infrastructuur, maar vooral het toenemende aantal leerlingen verplichten de Witte Paters om hun school in 1891 over te brengen naar Mechelen. Ze verlaten het kasteel definitief in 1893.
[Vue d’ensemble avant la rénovation de la partie centrale du corps de logis, 1892, Coll. Musée communal de WSL | Overzichtsbeeld voor de renovatie van het centrale woongedeelte, 1892, Coll. Gemeentemuseum van SLW]
Derniers feux. La fin … | Een nieuwe periode van luister. En dan het einde …
Plutôt que de devoir faire face à une nouvelle inoccupation, le comte de la Boëssière se résout à vendre l’immeuble. Il est acquis en 1896 par Camille Lambert, haut fonctionnaire au ministère des Chemins de fer. L’un de ses fils, l’avocat Edmond Lambert, détiendra le mandat de bourgmestre de Woluwe-Saint-Lambert de 1922 à 1932. Les Lambert apporteront eux aussi des modifications au château et à son environnement. La vieille ferme « Hof Allome », ravagée par un incendie accidentel, sera démolie en 1905 pour laisser la place à de nouvelles annexes utilitaires. Quant au parc ceignant le château, il sera totalement remodelé.
De graaf de la Boëssière wil niet dat het kasteel leeg staat en verkoopt het in 1896 aan Camille Lambert, een hoge ambtenaar bij het minister van de Spoorwegen. Een van zijn zonen, advocaat Edmond Lambert, is burgemeester van Sint-Lambrechts-Woluwe van 1922 tot 1932. De familie Lambert voert aanpassingen door in het kasteel en de omgeving ervan. Het oude “Hof Allome” valt ten prooi aan een accidentele brand en wordt in 1905 afgebroken. Er komen nieuwe nutsgebouwen in de plaats. Het park dat het kasteel omzoomt wordt volledig heraangelegd.
[Vue d’ensemble, 1910 ?, Coll. Musée communal de WSL | Overzichtsbeeld, 1910 ?, Coll. Gemeentemuseum van SLW]
La disparition du Château Kieffelt Ɩ De verdwijning van Kasteel Kieffelt
Les circonstances de la disparition du château Kieffelt tiennent, semble-t-il, au contexte de la grande crise économique des années trente. La crise boursière du célèbre « Jeudi noir » de Wall Street du 24 octobre 1929 eut d’importantes répercussions en Europe dès le début des années trente, marquées notamment par une chute brutale de la production industrielle.
De omstandigheden van de verdwijning van Kasteel Kieffelt zouden ontstaan zijn in de context van de grote economische crisis van de jaren dertig. De beurscrisis van de beroemde « Zwarte Donderdag » op de beurs van Wall Street op 24 oktober 1929 had vanaf het begin van de jaren dertig grote gevolgen in Europa, die met name werden gekenmerkt door een sterke daling van de industriële productie.
Le propriétaire du château — ou copropriétaire avec son frère Edmond Lambert, bourgmestre de Woluwe-Saint-Lambert de 1922 à 1932 — était l’ingénieur Maurice Lambert, fondateur d’une petite entreprise de production de matériel et équipement électrique dont le siège d’exploitation avait été implanté rue du Pont-Levis au lendemain de la première guerre mondiale, vers 1920 ou peu après. L’entreprise fit faillite, apparemment autour de 1934.
De eigenaar van het kasteel – of beter mede-eigenaar samen met zijn broer Edmond Lambert, burgemeester van Sint-Lambrechts-Woluwe van 1922 tot 1932 – was de ingenieur Maurice Lambert, stichter van een kleine onderneming voor de productie van elektrisch materiaal en elektrische uitrustingen, waarvan het hoofdkantoor was gevestigd in de Ophaalbrugstraat in de nasleep van de eerste wereldoorlog, rond 1920 of kort daarna. Het bedrijf ging blijkbaar failliet rond 1934.
Le château, hérité de leur père Camille Lambert, haut fonctionnaire aux Chemins de fer de l’Etat belge, était entré dans la famille en 1896 par achat au marquis de la Boëssière-Thiennes, descendant par alliance des anciens seigneurs de Woluwe. On imagine que la faillite des Etablissements Maurice Lambert dut placer la famille dans une situation financière délicate, la contraignant à se dessaisir du château, qui fut mis en vente publique.
Men kan zich voorstellen dat het faillissement van de Etablissements Maurice Lambert de familie in een delicate financiële situatie had gebracht, waardoor zij zich genoodzaakt zag afstand te doen van het kasteel, dat openbaar te koop werd gesteld. Het kasteel, geërfd van hun vader Camille Lambert, een hoge ambtenaar bij de Belgische Staatsspoorwegen, was in 1896 in de familie gekomen door aankoop van de Markies de la Boëssière-Thiennes, aangetrouwde afstammeling van de vroegere heren van Woluwe.
C’est alors que l’échevin des Travaux et des Œuvres sociales, Jean-Baptiste Degrooff, proposa au Collège des bourgmestre et échevins, d’acquérir l’édifice, beaucoup plus vaste que les étroits locaux de la vieille maison communale de la rue Madyol, afin d’y abriter temporairement les services communaux avant que le nouvel hôtel communal, projeté depuis le début du XXe siècle, ne soit mis en service.
Het was toen dat de schepen van werkzaamheden en sociale werken, Jean-Baptiste Degrooff, aan het College van burgemeesters en schepenen voorstelde om het gebouw, dat veel groter was dan de smalle lokalen van het oude gemeentehuis in de Madyolstraat, aan te kopen om er tijdelijk de gemeentediensten in onder te brengen alvorens het nieuwe gemeentehuis, dat sinds het begin van de 20e eeuw was gepland, in gebruik te nemen.
A cette suggestion, le Collège opposa un refus dont les raisons ne sont malheureusement pas motivées. Peut-être faut-il invoquer la vétusté du bâtiment, son accès difficile par le vieux chemin de Wezembeek (auquel ne se substituera l’avenue Emile Vandervelde qu’en 1939), un coût financier jugé excessif, … ? La question reste sans réponse.
Het College weigerde dit voorstel zonder helaas de redenen hiervoor toe te lichten. Misschien moet men zich beroepen op de bouwvallige staat van het gebouw, de moeilijke bereikbaarheid via de oude weg van Wezembeek (die pas in 1939 werd vervangen door de Emile Vanderveldelaan), een buitensporig hoog geachte financiële kostprijs, … ? De vraag blijft onbeantwoord.
Toujours est-il que c’est une société anversoise dénommée « Société Immobilière de Crainhem » qui remporta la mise. Elle fit aussitôt lotir les terrains environnants et, sans égard pour le caractère historique et architectural de l’édifice séculaire, le fit raser sans autre forme de procès. On était en 1935 et l’événement ne fut pas sans susciter beaucoup d’émotion auprès du public.
In ieder geval was het een Antwerpse onderneming, « Société Immobilière de Crainhem » genaamd, die het bod won. Zij liet het omliggende terrein onmiddellijk verkavelen en liet het eeuwenoude gebouw, zonder rekening te houden met het historische en architectonische karakter ervan, met de grond gelijk maken zonder enige andere vorm van proces. Het was 1935 en de gebeurtenis bracht veel emoties teweeg bij het publiek.
Dans une touchante envolée lyrique, l’écrivain et historien de l’art Sander Pierron, sous le coup de l’émotion, écrivait à ce propos dans sa célèbre Histoire de la Forêt de Soignes parue en 1940 : « Alors s’accomplit le forfait. Pour lotir le terrain, on rasa le castel et la ferme et, si on peut ainsi dire, dans la belle saison de 1935, des démolisseurs jetèrent bas tous ces beaux et typiques bâtiments qui, pendant plusieurs siècles avaient été la grâce, le sourire d’un vallon devenu le territoire de spéculateurs prosaïques dédaigneux de toute beauté pittoresque, de toute esthétique naturelle. Ils n’ont songé qu’à gagner de l’argent en vendant par parcelles des terres où maintenant se dressent, en se multipliant, maisons ouvrières et maison bourgeoises disposées dans la banalité décevante et crispante de leurs vilaines lignes anachroniques, sans préoccupation urbanistique de quelque ensemble heureux. Ce fut un impitoyable massacre, qui se termina par la dispersion de tous les matériaux, parmi lesquels on ne conserva même pas les rares pierres armoriées qui auraient pu maintenir le souvenir positif et tangible du manoir disparu dont elles avaient été le fier ornement significatif. »
De schrijver en kunsthistoricus Sander Pierron schreef ontroerd in zijn beroemde “Geschiedenis van het Forêt de Soignes”, gepubliceerd in 1940: « Toen werd de misdaad gepleegd. Om het land te verkavelen werden het kasteel en de boerderij met de grond gelijk gemaakt en tijdens de zomer van 1935 gooide de slopers al die mooie en typische gebouwen neer die eeuwenlang de gratie, de glimlach waren geweest van een vallei die het territorium was geworden van prozaïsche speculanten die lak hadden aan elke pittoreske schoonheid, aan elke natuurlijke esthetiek. Zij dachten alleen geld te verdienen met de verkoop van stukken grond waar nu, in de teleurstellende en kraakheldere banaliteit van hun lelijke anachronistische lijnen, arbeiderswoningen en burgerhuizen zich vermenigvuldigen, zonder enige stedenbouwkundige overweging van een mooi ogend geheel. Het was een genadeloze slachting, die eindigde met de verspreiding van al het materiaal, waaronder zelfs niet de weinige gewapende stenen die de positieve en tastbare herinnering hadden kunnen bewaren aan het verdwenen landhuis waarvan zij het trotse en veelbetekenende ornament waren geweest.”
Comment on entretient le souvenir | De herinnering levendig houden
Le terrain ainsi dégagé fut rapidement loti et l’opération immobilière s’avéra fructueuse, les travaux d’aménagement de l’avenue Emile Vandervelde ayant rendu l’endroit aisément accessible dès 1938-1939. Sur l’emplacement du château, on traça deux rues. L’une se vit dénommée rue du château Kieffelt (1936), histoire de ne pas laisser son souvenir s’évanouir totalement. Quant à l’autre, on l’affubla (dès 1933) du nom saugrenu de rue des Créneaux – promue au rang d’avenue en 1955. Pourtant, le château, conçu dès l’origine comme demeure à caractère résidentiel, n’en posséda jamais. Une manière bien singulière d’entretenir la mémoire des lieux !
Het terrein dat na de afbraak vrijkwam, werd snel verkaveld en de vastgoedoperatie was een groot succes. Door de aanleg van de Emile Vanderveldelaan werd de plek vanaf 1938-1939 beter toegankelijk. Daar waar zich het kasteel bevond werden er twee straten aangelegd. Een ervan werd in 1936 de “Kasteel Kieffeltstraat” genoemd, kwestie van de herinnering levendig te houden. De andere kreeg in 1933 de zonderlinge naam van Kantelenstraat en werd in 1955 opgewaardeerd naar een laan. Een bizarre naamkeuze omdat het kasteel, dat van bij de oorsprong een residentieel karakter had, nooit kantelen heeft gehad. Een andere, buitenissige manier om te verwijzen naar de geschiedenis van een plek …
© Musée communal de Woluwe-Saint-Lambert| Gemeentemuseum van Sint-Lambrechts-Woluwe
Il semble qu’il manque un paragraphe à cet historique du château. Et précisément celui qui évoque le moment de la destruction de celui-ci.
Quel dommage !!
J’ai laissé un commentaire mais je crains qu’il n’ait pas été enregistré => je reprends.
Oui, comme M. Maron, je regrette ce trou dans l’histoire du château. Quand a-t-il été détruit (1935) et surtout pourquoi ? Je n’ai pas pu interroger mon grand-père à ce sujet, et je le regrette. Où trouver des traces de ce qui s’est passé ? Pourtant je possède une photo de mon père et ma mère, fiancés, devant le château. La photo date peut-être de 1935. Ou trouver des précisions ? A qui appartenait le château à cette époque ? A Edmond Lambert (fils aîné) ou à Maurice Lambert (mon grand-père) et pourquoi ?
Bonjour, l’article a été complété comme annoncé.
Bonne lecture
Bonjour,
L’article sera bientôt complété par un paragraphe relatif à la disparition du château.
(service de la Culture – Commune de Woluwe-Saint-Lambert)