L’aide aux chômeurs | Hulp voor de werklozen

L’occupation de la Belgique par les Allemands change la donne pour beaucoup de citoyens. Nombreux sont les travailleurs qui se retrouvent du jour au lendemain au chômage suite à la fermeture de leur entreprise ou à l’impossibilité d’exercer leur profession. En 1914, on parle de 4000 chômeurs sur Ixelles, et même de 5000 en 1915. Pour aider ses administrés plongés dans la misère, le Conseil communal vote dès octobre 1914 les fonds nécessaires pour octroyer une indemnité de secours aux chômeurs involontaires. Peuvent en bénéficier les citoyens qui sont en mesure de prouver les raisons de leur perte d’emploi ; certains n’hésiteront pas à abuser du système. Ils seront poursuivis après la guerre par le Service du contentieux de l’Administration communale et sommés de rendre les sommes indûment perçues.

De Duitse bezetting in België bracht heel wat veranderingen met zich mee voor de burgers. Tal van mensen werden van de ene dag op de andere werkloos toen hun bedrijf de deuren moest sluiten of ze hun beroep niet langer konden uitoefenen. In 1914 telde Elsene 4.000 werklozen. In 2015 zelfs 5.000. Om de burgers in nood te helpen, keurde de gemeenteraad in 1914 een nooduitkering goed voor de onvrijwillig werklozen. Al wie de reden van zijn werkloosheid kon bewijzen, had recht op de uitkering. Het hoeft niemand te verbazen dat heel wat mensen misbruik maakten van het systeem. Die werden na de oorlog vervolgd door een geschillencommissie van het gemeentebestuur en moesten het onterecht verkregen geld terugbetalen.

[Lettre du collège réclamant à Jean V. la somme de 1098 francs pour indemnités de chômage indûment perçues, 1920, Archives du service du contentieux (dossier n° 284), Archives de la commune d’Ixelles | Brief van het College betreffende de terugbetaling door Jean V. van 1098 frs wegens onrechtmatig ontvangen werkloosheidsuitkering, 1920, Archief van de geschillendienst (dossier nr 284), Gemeentearchief van Elsene]

Dans le même temps, on cherche à faire coïncider les ressources humaines disponibles avec les besoins nouveaux. Sur proposition du Directeur général des Eaux et forêts de Belgique, le comité local ixellois du Comité national de Secours et d’Alimentation crée en décembre 1914 un atelier de découpe du bois pour le transformer en bûchettes allume-feu. Cette activité permet de remettre au travail une cinquantaine de personnes, mais également de lutter contre le commerce illicite du bois en proposant des produits certifiés. Le bois provient en effet de coupes effectuées par les autorités dans la forêt de Soignes. Trente chômeurs sont également remis au travail dans le cadre de la mise en culture des terrains en friche, et cent septante rejoignent le Corps de police bourgeoise en tant qu’agents temporaires, chargés du service de nuit. Dans tous les cas, la préférence est donnée en fonction du niveau de besoin des ménages.

Tegelijkertijd werd getracht de beschikbare werknemers in te zetten om de nieuwe behoeften te lenigen. Op voorstel van de algemeen directeur van het Belgische water- en bosbeheer richt het NHVC in december 1914 een houtatelier in voor het kappen van bomen tot brandhout. Daardoor konden een vijftigtal personen opnieuw aan de slag, en werd tegelijk de illegale houtkap in de kiem gesmoord door het aanbieden van legale producten. Het hout daarvoor werd door de overheden uit het Zoniënwoud gewonnen. Verder werden dertig werklozen tewerkgesteld om voedsel te telen op braakliggende terreinen, en honderdzeventig mensen vervoegden het politiekorps om de nachtdienst te bemannen als tijdelijke agenten. De noden van de gezinnen stonden daarbij telkens centraal.

[Chômeurs involontaires remis au travail par la commune au service de découpe du bois, photographies, 1915, Fonds CNSA-Ixelles (dossier n° 20), Archives de la commune d’Ixelles | Onvrijwillig werklozen werkend voor het gemeentelijk houtatelier, foto’s, 1915, Archief NHVC-Elsene (dossier nr 20), Gemeentearchief van Elsene]

[Chômeurs involontaires remis au travail par la commune au service de l’agriculture urbaine, photographies, 1915, Fonds CNSA-Ixelles (dossier n° 20), Archives de la commune d’Ixelles | Onvrijwillig werklozen werkend voor de gemeentelijke landbouwdienst, foto’s, 1915, Archief NHVC-Elsene (dossier nr 20), Gemeentearchief van Elsene]

En octobre 1916, l’Occupant allemand surprend les autorités communales bruxelloises en leur réclamant des listes des travailleurs inoccupés sur leurs territoires respectifs, le but étant d’envoyer ces personnes travailler en Allemagne pour soutenir l’industrie du pays. Comme pour la plupart des différends avec les Allemands, c’est Maurice Lemonnier, bourgmestre de Bruxelles faisant fonction, qui prend la tête de l’opposition contre cette mesure, après concertation avec ses collègues des faubourgs. Lemonnier rejette la demande de l’Occupant, arguant que les autorités communales ne disposent pas de telles listes, et que même si elles les avaient, il serait contraire à leur devoir vis-à-vis de la population de participer à la mise en place d’un régime qu’elles considèrent comme de l’esclavage.

In oktober 1916 verrast de Duitse bezetter de Brusselse gemeentelijke overheden door lijsten op te eisen van werknemers die werkloos zijn op hun respectieve grondgebieden, met als doel hen naar Duitsland te sturen om er te werken en er de industrie van het land te steunen. Zoals bij de meeste geschillen met de Duitsers is het Maurice Lemonnier, de burgemeester in functie, die het verzet tegen deze maatregel leidt, na overleg met zijn collega’s uit de voorsteden. Lemonnier verwerpt de vraag van de bezetter, er zich op beroepend dat de gemeentelijke overheden niet over zulke lijsten beschikken en zelfs indien dat wel zo zou zijn, het tegenstrijdig zou zijn met hun plicht tegenover de bevolking om mee te werken aan het steunen van een regime dat ze als slavernij beschouwen.

Le mois suivant, un avis émanant du gouverneur allemand intime l’ordre aux autorités bruxelloises de dresser de telles listes ; persistant dans leur refus, les bourgmestres sont frappés d’amendes allant de 2000 à 8000 marks. Malgré cela, les Allemands parviennent tout de même à dresser des listes de chômeurs en perquisitionnant les administrations communales, mais aussi et surtout les œuvres charitables, telles que la Bourse du travail. Selon les sources, ce sont entre 1240 et 1350 chômeurs issus de toute l’agglomération bruxelloise qui seront finalement déportés vers l’Allemagne en janvier 1917.

De daaropvolgende maanden komt er een bericht van de Duitse gouverneur dat de Brusselse overheden beveelt om dergelijke lijsten op te maken. Hun volhardende weigering levert hen boetes op van 2000 tot 8000 mark. Desondanks slagen de Duitsers er toch in om lijsten op te maken van werklozen door huiszoekingen te verrichten in de gemeentelijke administraties, maar ook en vooral door liefdadigheidsverenigingen, zoals de Bourse du travail. Volgens de bronnen zijn er uiteindelijk in januari 1917 tussen de 1240 en 1350 werklozen afkomstig uit de hele Brusselse agglomeratie gedeporteerd naar Duitsland.