Dès 1920, au vu de l’expansion démographique et des problèmes économiques des habitants, la commune de Woluwe-Saint-Pierre s’aligne sur la loi du 11 octobre 1919, destinée à promouvoir l’instauration de sociétés de construction de logements bon marché. Les habitations seront essentiellement réservées aux ressortissants de la commune.
La société coopérative des Constructions et Habitations à Bon Marché de Woluwe-Saint-Pierre voit le jour en 1922. Un premier terrain situé rue au Bois, propriété de la commune, est vendu à la Société dès janvier 1922, à raison de 3 francs le mètre carré, afin d’y construire une cité-jardin. Les premières constructions sont mises en chantier en 1923.
Vanaf 1920 gaat de gemeente Sint-Pieters-Woluwe in het licht van de demografische expansie en de economische moeilijkheden van de inwoners gebruik maken van de wet van 11 oktober 1919 die maatschappijen opricht die goedkope woningen bouwen. Deze woningen zijn hoofdzakelijk bestemd voor inwoners van de gemeente.
De Coöperatieve Vennootschap voor goedkope woningen en gebouwen van Sint-Pieters-Woluwe wordt opgericht in 1922, en een eerste terrein dat eigendom is van de gemeente en dat gelegen is aan het einde van de Bosstraat, wordt verkocht aan de Vennootschap, aan 3 Frank per vierkante meter teneinde er een tuinwijk te bouwen. De eerste gebouwen worden al in 1923 gezet.
[© « Urbanisme et société – Louis Van der Swaelmen (1183-1929) animateur du mouvement moderne en Belgique », Herman Stynen, éd. Pierre Mardaga – Plan d’implantation de la cité-jardin, p.92 | © « Urbanisme et société – Louis Van der Swaelmen (1183-1929), voortrekker van de moderne beweging in België », Herman Stynen, ed. Pierre Mardaga – indelingsplan van de tuinwijk, p.92]
L’urbaniste Louis Van der Swaelmen élabore le plan d’implantation de cette cité-jardin, après quoi les architectes sont désignés au moyen d’un concours. Ce concours est gagné par Vanderslagmolen et Verbiest, et on construit de 1923 à 1936 un ensemble de près de quatre cents maisons sur un lotissement de forme triangulaire. Le quartier est alors desservi par la rue au Bois et la drève de la Demi-Heure.
De stedebouwkundige Louis Van der Swaelmen werkte een inplantingsplan uit voor de tuinwijk, waarna er via een wedstrijd architecten werden aangeduid. Deze wedstrijd werd gewonnen door Vanderslagmolen en Verbiest, en tussen 1923 en 1936 worden bijna 400 huizen gebouwd on de nieuwe driehoekvormige verkaveling. De nieuwe wijk is goed bereikbaar via de Bosstraat en de Halfuurdreef.
Il existe quelques confusions quant au nom. Dans la littérature sur Van der Swaelmen, on parle de la « Cité-Jardin des Pins Noirs » ou de « Stockel ». À la société locale, on l’appelle la cité-jardin « Joli-Bois » et sur la carte de l’agglomération bruxelloise de De Roeck, la cité-jardin est indiquée sous le nom de « Cité-Jardin de la Forêt ». Son enclavement relatif lui a aussi valu le surnom de « Maroc », car en plein désert, ou encore de « Tir-aux-pigeons », car proche du stand de tir sportif installé dans le quartier de Joli-Bois en 1910.
Er bestaat een beetje verwarring over de naam. In de litteratuur die er is over Van der Swaelmen is sprake van « Tuinwijk van de Zwarte dennen » of van « Stokkel ». De plaatselijke gemeenschap noemt het de tuinwijk van « Mooi-Bos » en op de kaart van de Brusselse agglomeratie van De Roeck, wordt de tuinwijk aangeduid als « Cité-Jardin de la Forêt ». Door de verre afstand werd de wijk soms ook wel eens « le Maroc » genoemd, of ook de Duivenschieting, want gelegen vlakbij de schietstand die bestond in de wijk Mooi-Bos in 1910.
[Quartier Joli-Bois avec la cité-jardin de la Forêt dans le bas à gauche, 1951, Archives communales de Woluwe-Saint-Pierre | De wijk Mooi-Bos met de tuinwijk links beneden, 1951, Gemeentearchieven van Sint-Pieters-Woluwe]
La typologie des maisons unifamiliales – de petites constructions confortables blotties dans un cadre de verdure – reste inchangée durant toute la période de construction. À l’opposé des autres cités-jardins modernistes, l’architecture de ce quartier présente un caractère très hétérogène; la longue durée de construction en est une cause.
L’architecture des premières maisons évolue d’un style sobre de cottage vers un modernisme modéré dans une phase ultérieure. Au moment où le quartier est construit, il est encore fort isolé; non seulement, il n’y a pas de transport public, mais en outre, les approvisionnements élémentaires en eau et électricité manquent, et seules les maisons de la Rue au Bois sont raccordées aux égouts.
À cause de cela, le recrutement de locataires a présenté quelques difficultés. En outre, les restrictions de subsides destinés aux logements populaires de la part des autorités, ont obligé à abandonner l’option initiale de coopérative. Les architectes construisent alors en fait souvent pour des mandataires privés. Actuellement près de la moitié des habitations est devenue propriété privée, il y a donc eu beaucoup de transformations.
De typologie van de eengezinswoningen – kleine comfortabele huisjes midden in het groen – blijft onveranderd gedurende de hele duur van de bouw. In tegenstelling tot andere modernistische tuinwijken, is de architectuur van deze tuinwijk echter heel heterogeen; één van de oorzaken daarvan is de lange duur van de bouw.
De architectuur van de eerste huisjes evolueert van een sobere cottage-stijl naar een gematigd modernistische stijl in een latere fase. Op het moment de wijk werd gebouwd, was de wijk ook zeer veraf gelegen; niet alleen was er geen openbaar vervoer, maar bovendien was er ook een gebrek aan elementaire voorzieningen zoals water en elektriciteit, en enkel de huizen aan de kant van de Bosstraat waren aangesloten op de riolering.
Daar was het ook moeilijk om huurders te vinden. Door de inperking van de subsidies van de overheid die bestemd waren voor volkswoningen, was men ook genoodzaakt om de initiële optie van een coöperatieve de laten varen. De architecten bouwden vaak ook voor privé opdrachtgevers. Momenteel is bijna de helft van de woningen in privé eigendom, er werd dus ook veel verbouwd.
[Rue Mousin, au centre de la cité-jardin de la Forêt, photographie, sd, Archives communales de Woluwe-Saint-Pierre | Mousinstraat, in het midden van de tuinwijk, foto, sd, Gemeentearchieven van Sint-Pieters-Woluwe]
Au cœur de la cité a été créé un centre commercial, mais après l’extension de la cité après la Seconde Guerre mondiale, cette fonction a disparu.
La cité est fort bien située, à deux pas de la Forêt de Soignes, et il y a d’ailleurs peu de maisons vides dans le vieux quartier. Le caractère varié de l’architecture donne une impression de pittoresque, et contraste heureusement avec les extensions plus technocratiques postérieures à la Seconde Guerre mondiale.
Midden in de wijk werd een handelscentrum voorzien, maar na de uitbreiding van de wijk na de tweede wereldoorlog verdween deze functie. De wijk is zeer goed gelegen, op een boogscheut van het zonienwoud en er staan weinig woningen leeg in de oude wijk. De gevarieerde aanblik aan architectuur geeft steeds een pittoreske indruk, en contrasteert met de latere, meer technocratische uitbreidingen van na de tweede wereldoorlog.
[Cité-jardin actuelle, Archives communales de Woluwe-Saint-Pierre | Zicht op de tuinwijk vandaag – gemeentearchieven van Sint-Pieters-Woluwe]
Bibliographie | Bibliografie
- G. LACROIX, sous la dir. de, Woluwe-Saint-Pierre, « Histoire et terroir », Bruxelles, aparté, 2012
- G. LACROIX : « Sint-Pieters-Woluwe, Rijk Verleden », Tielt, Lannoo, 2015.
- Urbanisme et société – Louis Van der Swaelmen (1183-1929) animateur du mouvement moderne en Belgique, Herman Stynen, éd. Pierre Mardaga.
© Archives communales de Woluwe-Saint-Pierre | Gemeentearchief van Sint-Pieters-Woluwe