En 1864, l’architecte Victor Besme construit la première Maison communale sur le Parvis de Saint-Gilles. Jugée trop exiguë pour accueillir tous les services, elle se voit remplacée par un vaste Hôtel de Ville dans le quartier Sud de la commune. Le Conseil communal arrête le principe de construction de l’édifice à la date du 28 mai 1896 et deux années plus tard, suite à un concours public, il attribue l’exécution du projet à l’architecte Albert Dumont.
In 1864 bouwde architect Victor Besme het eerste gemeentehuis op het Sint-Gillisvoorplein. Aangezien het al snel te klein bleek om alle diensten onderdak te bieden, werd het vervangen door een groots stadhuis in de zuidelijke wijk van de gemeente. Op 28 mei 1896 keurde de gemeenteraad de bouw principieel goed en na een wedstrijd werd de uitvoering van het project twee jaar later toegewezen aan architect Albert Dumont.
[Construction de l’Hôtel de Ville, 1900-1904. Collection iconographique, Archives communales de Saint-Gilles | Bouw van het stadhuis, 1900-1904. Iconografische collectie, gemeentelijke archieven van Sint-Gillis]
L’entrepreneur Monnoyer se voit confier les travaux en 1899. Il constate que l’emplacement de l’hôtel de ville est une ancienne sablonnière, ce qui pose problème pour les fondations. L’aile gauche et la tour de 41 m sont alors édifiées sur un radier de béton tandis que le bâtiment principal et l’aile droite le sont sur bon sol. La pose de la première pierre a lieu le 2 septembre 1900, quatre ans avant l’inauguration officielle du bâtiment, le 24 juillet 1904.
De werken werden in 1899 toevertrouwd aan aannemer Monnoyer. Die stelde meteen vast dat de locatie van het stadhuis zich op een voormalige zandgroeve bevond, wat voor problemen met de funderingen zorgde. De linkervleugel en de 41 m hoge toren zijn op een betonnen fundering opgetrokken, het hoofdgebouw en de rechtervleugel op goede grond. De eerste steen werd op 2 september 1900 gelegd, vier jaar voor de officiële inhuldiging van het gebouw op 24 juli 1904.
[Inauguration de l’Hôtel de Ville le 24 juillet 1904. Collection iconographique, Archives communales de Saint-Gilles | Inhuldiging van het stadhuis, 1900-1904. Iconografische collectie, gemeentelijke archieven van Sint-Gillis]
De style néo-Renaissance Française, ce bâtiment de 4.267 m2 a la forme d’un fer à cheval ceignant une cour ouvrant sur la place Van Meenen. La cour d’honneur mesure 1611 m2. Le gros-œuvre combine les matériaux traditionnels comme la brique et la pierre de taille à des matériaux modernes comme les poutres métalliques et le béton armé. Les différents matériaux utilisés pour les façades sont le granit rose des Vosges pour le premier niveau et la pierre d’Euville et Savonnière combinée avec de la brique locale et de Boom pour les parties latérales extérieures et la façade arrière. La pierre bleue est utilisée pour les piliers. Les différents frontons et lucarnes sont en pierre blanche. L’ensemble est couvert de bâtières d’ardoises, interrompues par un toit en pavillon pour la partie centrale, ainsi que par plusieurs dômes.
Dit 4.267 m2 grote gebouw in Franse neorenaissance stijl heeft de vorm van een hoefijzer, rondom een binnenplein dat uitgeeft op het Van Meenenplein. Het binnenplein meet 1611 m2. Voor de ruwbouw werden traditionele materialen zoals baksteen en natuursteen gecombineerd met moderne materialen zoals metaalbalken en gewapend beton. Voor de gevels zijn verschillende materialen gebruikt zoals roze graniet uit de Vogezen voor het eerste niveau en Euville- en Savonnière-steen, gecombineerd met lokale en Boomse baksteen voor de buitenkant van de zijvleugels en de achtergevel. Voor de zuilen wordt blauwe hardsteen gebruikt. De verschillende frontons en dakkapellen zijn in witte steen. Het geheel is bedekt met een leien zadelbedaking, onderbroken door een paviljoendak voor het centrale gedeelte, en door verschillende koepels.
[Plan du rez-de-chaussée. Collection iconographique, Archives communales de Saint-Gilles | Plan gelijkvloers. Iconografische collectie, gemeentelijke archieven van Sint-Gillis]
Les façades sont ornées de statues et de groupes en pierre et en marbre de carrare. A cet effet, la direction générale de l’architecte Dumont s’adjoint le maître sculpteur Julien Dillens pour le choix des artistes. Ce dernier réalise les statues du Droit et du Travail trônant en haut de l’escalier d’honneur tandis que Jacques de Lalaing prend en charge celles de l’Instruction publique et de la Justice.
De gevels zijn versierd met beelden en groepen in steen en carraramarmer. Voor de keuze van de kunstenaars bundelde de algemene directie onder leiding van architect Dumont de krachten met meester-beeldhouwer Julien Dillens. Dillens ontwierp de standbeelden van Recht en Arbeid bovenaan de eretrap, de beelden van Openbaar Onderwijs en Gerechtigheid waren van de hand van Jacques de Lalaing.
[Façade de l’Hôtel de Ville. Collection iconographique, Archives communales de Saint-Gilles | Gevel van het stadhuis. Iconografische collectie, gemeentelijke archieven van Sint-Gillis]
A l’intérieur, on peut admirer un ensemble de peintures murales à l’image d’une institution communale glorifiée reflétant la tendance idéaliste du symbolisme belge de l’époque. Les architectes Cluysenaar, père et fils, Jacques de Lalaing et Albert Ciamberlani collaborèrent pour la commande du grand hall, espace dans lequel trônent sur piédestal, au premier étage, les bustes des anciens bourgmestres. Eugène Broerman décora la salle du conseil communal. Fernand Khnopff et les époux de Rudder se chargèrent de la salle des mariages alors que la salle de l’Europe se vit confiée à Omer Dierickx. La toile de Stevens et Gervex, « L’Entrée de Napoléon à Paris » annonce la dernière salle d’apparat, la salle Cérès. Cette salle regorge d’œuvres de multiples artistes ayant résidé dans la commune, qu’il s’agisse de Léopold Speeckaert, Marie Demanet, Armand Massonet, Louis Jules Ragot, Alfred Cluysenaar, ou encore Marie Vanden Eycken.
Binnenin is een groep muurschilderingen te bewonderen naar het beeld van een gemeentelijke instelling waarvan de lof werd bezongen en die de idealistische strekking van het Belgische symbolisme uit die tijd weerspiegelt. De architecten Cluysenaar, vader en zoon, Jacques de Lalaing en Albert Ciamberlani werkten mee aan de opdracht voor de grote inkomhal, een ruimte waarin de borstbeelden van de voormalige burgemeesters op een sokkel op de eerste verdieping staan te pronken. Eugène Broerman nam de inrichting van de zaal van de gemeenteraad voor zijn rekening. Fernand Khnopff en het echtpaar de Rudder stonden in voor de trouwzaal, terwijl Omer Dierickx de Europa-zaal kreeg toevertrouwd. Het doek van Stevens en Gervex, « De intocht van Napoleon in Parijs » kondigt de laatste ceremoniële zaal aan, de Cereszaal. Deze zaal staat vol met werken van de vele kunstenaars die in de gemeente hebben gewoond, waaronder Léopold Speeckaert, Marie Demanet, Armand Massonet, Louis Jules Ragot, Alfred Cluysenaar en Marie Vanden Eycken.
[Vues de l’intérieur. Collection iconographique, Archives communales de Saint-Gilles | Zichten binnenkant. Iconografische collectie, gemeentelijke archieven van Sint-Gillis]
L’hôtel de ville de Saint-Gilles, édifice d’une grande richesse construit pour durer se heurtera tout de même à l’opposition politique qui condamnera à plusieurs reprises les dépenses occasionnées par sa construction estimée au final à plus de trois millions, soit le double de la somme escomptée.
Het stadhuis van Sint-Gillis, een gebouw met een grote rijkdom dat voor de eeuwigheid is gebouwd, zou toch op politiek verzet stuiten. Herhaaldelijk zou de oppositie de kosten aanklagen voor de bouw ervan, die uiteindelijk op meer dan drie miljoen worden geraamd, of het dubbele van wat aanvankelijk was begroot.
© Archives communales de Saint-Gilles | Gemeentelijke archieven van Sint-Gillis