Meermaals zou het voorstel om in Sint-Gillis een tekenacademie op te richten tijdens de gemeenteraden ter sprake komen maar het bleef steeds bij voorstellen, tot in december 1891 een privé-initiatief werd genomen. Een comité samengesteld uit de heren Alfred Cluysenaar, Allard en Aelby richtte de Académie d’Art et de Dessin Industriel, of academie voor kunst en industriële vormgeving op, en vroeg de gemeente om voor lokalen te zorgen. Toenmalig schepen van Openbaar Onderwijs Maurice Van Meenen, was vastbesloten de steun van het gemeentebestuur te verlenen en op 11 januari 1892 werd de tekenacademie ingehuldigd, in zes klaslokalen op de benedenverdieping van de gemeenteschool nr. 6 in de Bordeauxstraat.
[Alfred Cluysenaar. Bron : KIK]
Het comité zag kunst niet te beperkend en streefde ernaar de leerlingen te laten kennismaken met alle verwante kunsttakken, zoals architectuur, tekenen en perspectief.
Onder leiding van kunstschilder Alfred Cluysenaar bloeide de school helemaal open en op 29 juni 1893 besloot de gemeenteraad de school over te nemen onder de naam Académie de dessin avec section professionnelle, of tekenacademie met beroepsafdeling. Deze beroepsafdeling zou de Ecole industrielle of industriële school worden, terwijl de academie zich zou specialiseren in kunstonderwijs. In 1900 volgens de ene bron of in 1906 volgens de andere, zouden beide instellingen definitief uit elkaar gaan. Op 12 juni 1952 werd uiteindelijk de Academie voor Schone Kunsten opgericht. Van de eerste locatie in de Bordeauxstraat, verhuisde de academie naar de Stenenkruisstraat, alwaar de gebouwen eind jaren zeventig en begin jaren tachtig werden gesloopt. De academie zou uiteindelijk haar definitieve stek vinden in de Munthofstraat.
[Hoofdingang van de Academie, Stenen-Kruisstraat, g.d. Inventaire de la collection photographique, 1900-2005.]
[Binnenaanzicht van de Academie, Stenen-Kruisstraat, g.d. Inventaire de la collection photographique, 1900-2005.]
Vele docenten aan de academie zoals Alfred Cluysenaar, A. de Tombay en Omer Dierickx hebben meegewerkt aan de decoratie van het stadhuis. De eerste directeur van de academie had immers vooral oog voor de monumentale decoratie, een trend die tot 1933 zou aanhouden.
Het interbellum zorgde voor een ommekeer in de artistieke waarden en terwijl sommige docenten trouw bleven aan hun meesters, kozen anderen bewust voor opkomende kunstvormen zoals het expressionisme, het surrealisme en de abstracte kunst. Na Franz Gaillard en Léandre Grandmoulin kwam een nieuwe generatie kunstenaars, zoals de beeldhouwer Jean Canneel en G. De Vlaminck, de eerste docent die de stap naar de abstracte kunst zou zetten.
In de jaren zeventig kwamen er onder leiding van Charles De Meutter nieuwe richtingen. Het stripverhaal was er één van, met Edouard Paape als vaste docent.
De academie zou later nog een initiatie-opleiding voor kinderen van 7 tot 14 jaar en de omvorming van de avondcursussen in het zogenaamde “secundair kunstonderwijs met beperkt leerplan”, op haar actief hebben.
De academie stelt zich dan tot doel de leerlingen kennis te laten maken met de huidige kunstpraktijken, hun creativiteit te ontwikkelen en een artistieke cultuur te bevorderen.
Intussen ligt de nadruk nog steeds op het aanleren van de juiste technieken en op experimenteren, een absolute voorwaarde voor de expressie van creativiteit in het kader van een persoonlijk project.
[Académie des Beaux-Arts Jean-Jacques Gailliard, 108-110 Munthofstraat, 1999. Bron : KIK]
Bronnen :
- Monographie de Saint-Gilles van Fernand Bernier, uitgeverij P. Weissenbruck, 1904.
- Saint-Gilles, cent ans d’instruction publique van Albert Eylenbosch en Alain Hutchinson, uitgeverij Les Rencontres Saint-Gilloises, 1993.
- Echevinat de l’Instruction publique – De la Tradition à la Modernité, uitgegeven voor de honderdste verjaardag van het stadhuis door Martine Wille, 2004.
© Gemeentelijke archieven van Sint-Gillis