Parken en tuinen

Parken en tuinen in Brussel

Ondanks de groeiende verstedelijking blijft Brussel een van de groenste Europese hoofdsteden, met meer dan 8.000 hectare aan parken, bossen, woud en andere natuurgebieden. Dit natuurlijke erfgoed is in de loop van de tijd mee geëvolueerd met architectuur en stijlen die verbonden zijn met de verschillende historische periodes. De parken en tuinen zijn kunstwerken in voortdurende ontwikkeling en zullen zich door de aard van de bodem, het klimaat en het licht transformeren, waarbij de vegetatie die de tand des tijds niet kon weerstaan, indien nodig is vervangen.

In de Middeleeuwen waren tuinen iets voor kloosters en kastelen. Verdeeld of zelfs onderverdeeld in vier percelen, krijgen ze behalve een symbolisch karakter dat samenhangt met de getallen (de vier elementen, de vier rivieren van het paradijs, de vier evangeliën, de vier seizoenen) ook een praktische functie. Deze gesloten ruimte roept een zekere nostalgie op naar de Tuin van Eden en zijn vierkante of rechthoekige vorm verwijst naar het aardse, in tegenstelling tot de cirkel, die het goddelijke voorstelt. De monniken teelden er medicinale planten, groenten en sierplanten en onderhielden er een boomgaard. Van dat soort afgesloten ruimtes blijven in Brussel slechts enkele veelzeggende straatnamen over, zoals de Warmoesberg.

[Ter Kameren abbij in Elsene]

 

 

In de 14e en 15e eeuw kon de stad dankzij de ontwikkeling van de handel, het Coudenbergpaleis en zijn park verfraaien en zo de belangstelling van het hof van Brabant en Bourgondië opwekken. Tijdens het bewind van Keizer Karel, en daarna van de aartshertogen Albrecht en Isabella, werden naast de vegetatie, waterversieringen zoals vijvers, fonteinen en waterspelen aangelegd. Beelden, kunstmatige grotten, paviljoentjes en galerijen gaven het park een uiterst verfijnde toets. Maar het park van het hertogelijk paleis was niet het enige groene oord in Brussel. Terwijl siertuinen het decor vormden voor de huizen van aristocraten en meer bescheiden woningen, ging er ook aandacht naar weiden, boomgaarden en moestuinen.

[Coudenbergpaleis in 1659, prent, L. Vorsterman, Palatium Bruxellense Ducis Brabantiae]

 

Vanaf halverwege de 17e eeuw ruimden de levendige Italiaanse renaissance-tuinen plaats voor de strakke Franse tuinen. In plaats van de wanorde van de natuur, kwam er symmetrie, orde en perspectief. Niet lang daarna zou dit esthetische en symbolische streven in onze kontreien navolging krijgen. Het Egmontpaleis, het hotel de Mérode en het Hôtel Thurn und Taxis aan de Zavel getuigden van dezelfde ambitie om de tuinen een meer klassieke en gestructureerde vorm te geven. Vanaf de jaren 1770 werd op de plaats van de ruïnes van het voormalige kasteel van de hertogen van Brabant, dat door een brand was verwoest, een openbaar park aangelegd. De Fransman Barnabé Guimard en de Oostenrijker Joachim Zinner sloegen de handen in elkaar om een park aan te leggen met lanen in ganzepootmotief, naar het voorbeeld van een promenade, waarbij het heuvelachtige reliëf van het terrein vooraf werd geëffend.

De 18e eeuw nam afstand van de Franse tuin door het vormelijke ontwerp een nieuwe invulling te geven. Het was in Engeland dat het concept van de landschapstuin opgang maakte en in heel Europa navolging kreeg. De rechte lijnen en de geometrie van de tuinen “op z’n Frans” stonden in scherp contrast met de kronkelende paden die leidden naar opmerkelijke landschapselementen. De natuur toonde zich van haar wilde kant en een wandeling door een Engelse tuin moest borg staan voor verrassingen en ontdekkingen. William Kent wordt beschouwd als de uitvinder van de Engelse tuin en een hele generatie landschapsarchitecten zoals Gertrude Jekyll zou in zijn voetsporen treden. In Laken was het kasteel van Schoonenberg het meest complete voorbeeld van een Engelse tuin in het gewest.

[Koninklijk Park in Brussel]

 

In de 19e eeuw onderging Brussel de belangrijkste stedenbouwkundige veranderingen in zijn geschiedenis, met de overwelving van de Zenne en de afbraak van de stadswallen om er de lanen aan te leggen. Koning Leopold II speelde een belangrijke rol in de ruimtelijke ordening, vooral dan met de aanleg van openbare parken. Als gevolg van de plattelandsvlucht en het verdwijnen van tuinen en de typische kenmerken van het stadslandschap in de loop der eeuwen, had de gemeenschap steeds meer behoefte aan groene ruimten. Rondom de kern van Brussel ontstond een ware gordel van openbare parken met de aanleg van het Ter Kamerenbos, de parken van Laken, Woluwe, Vorst, Josaphat en het Jubelpark, dat symbool stond voor de uitstraling van een België in volle economische expansie.

[Kruidtuin in Brussel]

 

[Ter Kamerenbos]

 

Tijdens het interbellum boden de tuinwijken een oplossing voor het schrijnende gebrek aan sociale woningbouw. Louis Van der Swaelmen was een van de uitverkoren initiatiefnemers. Hij zou zijn kunst en knowhow ten dienste stellen voor een nieuwe inrichting van de groene ruimtes in de woonwijken van de Brusselse rand. Zijn hoofdbekommernis was om iedereen “bewust te maken van de noodzaak om mensen op een waardige manier te huisvesten”. “Hier en nergens anders in België creëren we geen tuinwijk als zodanig, maar we doen wel aan methodische stadsuitbreiding, organische verstedelijking, in de vorm van tuinwijken (…) en de term tuinwijk kan hier enkel een groepering van gebouwen betekenen met een beperkte dichtheid, opgetrokken in een groene omgeving.”

[Tuinwijk “Floréal” in Watermael]

 

In de nasleep van de Tweede Wereldoorlog was het al moderniteit wat de klok sloeg. De plattelandsvlucht als gevolg van de economische groei leidde onvermijdelijk tot een herinterpretatie van de stedelijke ontwikkeling. Overal in de stad schoten hoge gebouwen als paddestoelen uit de grond en voor het comfort van de automobilisten werden snelwegen aangelegd. René Pechère ijverde in die tijd voor het behoud van de historische tuinen en drukte zijn esthetische stempel op particuliere en openbare tuinen in Brussel, zoals de Kruidtuin, de Kunstberg, het doolhof en de hartentuin van het Van Buuren Huis, en de ’tuin der ziekten’ van het Erasmushuis.

[De Kunstberg in Brussel]

 

Als de architectuur van tuinen de mensheid altijd al heeft beziggehouden, staan er vandaag andere uitdagingen met betrekking tot de invulling van de leefomgeving en het overleven van ecosystemen op het spel. Negentien parken staan onder permanent beheer, waar sociale, recreatieve, landschappelijke en ecologische functies harmonieus naast elkaar bestaan. De natuur is perfect in het stadslandschap geïntegreerd en iedereen kan er zijn of haar batterijen opladen.

We nodigen je uit voor een groene wandeling, om aan de hand van gekozen artikelen, enkele pareltjes van ons natuurlijk erfgoed te gaan ontdekken.

Bron

Donatienne de SÉJOURNET, Bruxelles, Parcs et Jardins, Ed. Snoeckx, 2015.

 

© ArchivIris

Laisser un commentaire