De geschiedenis van de jaarlijkse kermis in Schaarbeek begint met een bedevaart naar de Sint-Corneliuskerk in Diegem, op een vijftal kilometer. Zoals vele bedevaarten ging ook deze gepaard met een kermis, en sommige foorkramers “overwinterden” in Schaarbeek in afwachting van de opening van de lentemarkten. Hun verblijf was een meevaller voor de handelaren in de gemeente, vooral in de omgeving van het Colignonplein en de Saint-Servaaskerk, waar de foorkaravaan meestal neerstreek.
Eind 19e eeuw namen sommige foorkramers niet langer de moeite om zich te verplaatsen en werd Schaarbeek de toegangspoort tot de Diegemse kermis. In zijn boek Kermesses uit 1884 beschrijft Georges Eekhoud de doortocht van bedevaartgangers van Brussel naar Schaarbeek als volgt: “De gelovigen zetten de processie in gang, met in hun zog een schare aan kijklustigen en kermisgangers. De grote meerderheid van deze laatsten gaat niet verder dan de grenzen van de wijk en beperkt zich tot de geneugten van de kermis in de buurt van de nieuwe kerk. ‘s Avonds heerst daar een exuberante, uitgelaten sfeer, met wilde dans- en slemppartijen.”
[Foorkramers in Schaarbeek, postkaart, privé verzameling]
De Schaarbeekse autoriteiten waarderen de levendigheid van de Colignonwijk, die dan nog relatief weinig bebouwd is. Er zijn al paardenmolens en frietkramen. Elk jaar in april weerklinkt er drie weken lang het geluid van draaiorgels en volksmuziek. Maar naarmate het Colignonplein en zijn omgeving op het einde van de 19e eeuw meer verstedelijken, komen er tegen de kermis, die zijn band met Diegem heeft verloren en een echt Schaarbeeks gebeuren is geworden, meer klachten van buurtbewoners vanwege geluids- of hygiënische overlast. Het gemeentebestuur overweegt daarom de kermis te verplaatsen naar de Generaal Eenensstraat en de Metsysstraat, op grond die nog beschikbaar is. Er zijn echter ook plannen om op die plaats een laan aan te leggen (de toekomstige Voltairelaan) en de vrees bestaat dat met de verhuis van de kermis het enige aantrekkelijke festival zal verdwijnen. De gemeenteraadsleden hebben wel oor naar de eisen van de buurtbewoners, maar halen evenmin de neus op voor de financiële voordelen die de festiviteiten opleveren in termen van handel en liefdadigheid (een deel van de winst wordt teruggestort aan liefdadigheidsinstellingen), maar ook rechtstreeks voor de gemeente die heffingen int op de standplaatsen. Toch verhuizen de attracties en de kraampjes naar de Haachtsesteenweg, om aan het begin van de 20e eeuw terug te keren naar het gebied rond het stadhuis en het Lehonplein.
[Krant “Vereniging der Belgische Foornijveraars”, 1954, Gemeentearchieven van Schaarbeek]
In april 1911 worden de kermiskramen opgezet terwijl het stadhuis in brand staat na een brandstichting. Daarbij lijden ook heel wat foorkramers aanzienlijke schade. Tijdens de twee wereldoorlogen worden de festiviteiten uiteraard opgeschort, maar de kermis komt telkens terug zodra de conflicten voorbij zijn.
[He stadhuis na de brand, 1911, postkaarten, Gemeentearchieven van Schaarbeek]
Vanaf de jaren 30 strekt de kermis zich uit van de Voltairelaan tot het Koninginneplein en neemt hij de hele Koninklijke Sinte-Mariastraat in beslag. De wijk Colignon-Lehon krijgt speciale verlichting om de festiviteiten extra cachet te geven. In 1938 beslist het organisatiecomité van de kermis om standplaatsen toe te voegen op het Helmetseplein en het Daillyplein. In de jaren 50 werd het gebied rond de Heilige-Familiekerk toegevoegd. Vandaag de dag zijn dit de plaatsen waar u elk jaar smoutebollen, paardenmolens en andere attracties zoals eendjes vissen aantref.
[Affiches, Gemeentearchieven van Schaarbeek]
De kermis van Schaarbeek onlosmakelijk verbonden met de carnavalsoptocht die eind maart plaatsvindt. De allereerste stoet wordt georganiseerd op initiatief van het “Comité de la Presse Schaerbeekoise” (Comité van de Schaarbeekse pers) in 1894. Op 10 maart 1902 besluiten verschillende handelaars in de wijk rond het gemeentehuis om samen te werken door de “Cercle des Intérêts Matériels de la place Colignon” (Kring van de materiële belangen van het Colignonplein) op te richten. Deze kring wil de handel in Schaarbeek aanmoedigen en bevorderen. Zo wordt dus een jaarlijkse stoet georganiseerd die verschillende Schaarbeekse bedrijven samenbrengt en fondsen inzamelt voor liefdadigheidsinstellingen, zoals “Le bon lait pour les petits” (Gezonde melk voor de kleintjes).
De Eerste Wereldoorlog maakt een einde aan de festiviteiten. Die worden in 1921 hernomen onder impuls van een gemeenteraadslid: Léopold Cromps. De jaarlijkse stoet krijgt dan het beschermheerschap van de toenmalige burgemeester: Jean Meiser. In het interbellum treden enkele gemeenteraadsleden op als erevoorzitter van de “Cercle”, zoals Albert De Baerdemaeker en Maurice Soupart.
Na een tweede onderbreking om het oorlogsonweer te laten voorbijgaan, komt de jaarlijkse stoet weer tot leven vanaf 1946. Bedrijven uit Vlaanderen komen de carnavalsrangen vervoegen. De meest opvallende groepen krijgen prijzen in de vorm van vaandels. De stichtende kring, die ondertussen “Le Cercle Place Colignon-Attractions” (De Kring Colignonplein-Attracties) is geworden, stopt in 1978 met de activiteiten. Hiermee verdwijnt het carnaval van Schaarbeek. Gelukkig is dat maar tijdelijk.
In 1998 wordt het carnaval opnieuw gelanceerd door het gemeentebestuur, dat een “commissie stoet” opricht. De 69ste editie vindt plaats op zaterdag 28 maart 1998 en telt meer dan 1000 deelnemers. Sindsdien wordt elk jaar een Prins of Prinses Carnaval verkozen tijdens de tentoonstelling in het gemeentehuis die gewijd is aan het carnaval. Hij (of zij) zal dan de eer hebben om samen met de leden van het College de stoet te leiden wanneer die het grondgebied van Schaarbeek doorkruist.
[Affiches, Gemeentearchieven van Schaarbeek]
© Gemeentearchieven van Schaarbeek – Alle rechten voorbehouden