Gesaneerde en gerestaureerde gebouwen

De vele gezichten van het complex Fernand Bernier 40 te Sint-Gillis

In het begin van de 19e eeuw bestond het Fernand Bernier-complex nog niet. Het terrein waarop het later gebouwd zou worden, was aanvankelijk het terrein van het slachthuis van Sint-Gillis. Slachten was in Brussel goed geïntegreerd in het stadsleven. Zo waren er specifieke slachthuizen in het stadscentrum. In 1838 bouwde de stad Brussel een slachthuis dat minder centraal gelegen was omwille van verschillende redenen: stank, lawaai en hygiënische voorschriften.

Het slachthuis van Sint-Gillis was omgeven door drie straten: de Bethlehemstraat, de Bosniëstraat en de Montenegrostraat. Op 18 mei 1899 kwam het slachthuis op de agenda van de gemeenteraad van Sint-Gillis. Centraal in de discussie stond de opening van een nieuwe straat langs de muur van het slachthuis, tussen de Bethlehemstraat en de Montenegrostraat.

Het idee om het slachthuis te omringen met woningen, was voor de gemeenteraadsleden een brug te ver. Gemeenteraadslid Delpierre kon hier op geen enkele manier mee akkoord gaan. Volgens hem moesten dergelijke gebouwen zo ver mogelijk van bevolkte gebieden worden gebouwd of moest het slachthuis onmiddellijk afgebroken worden.

Burgemeester Ferdinand Vanderschrick vond dat Sint-Gillis een eigen slachthuis nodig had voor de slagers van de gemeente.  Na de dood van Fernand Bernier in 1929 werd de Bethlehemstraat naar hem genoemd, terwijl de Slachthuisstraat de Schietbaanstraat werd.

[Gedenkplaat voor Fernand Bernier aan de gevel van het OCMW van Sint-Gillis, 2023]

 

In het begin van de 20e eeuw werd de gas- en elektriciteitsdienst van Sint-Gillis opgericht. Op 1 september begon de gasvoorziening door het nutsbedrijf en de officiële opening vond plaats op 15 september in de gemeente Anderlecht, tussen de Hertstraat en het kanaal Charleroi-Brussel. De voorzieningen zijn via een spoorlijn verbonden met het station Vorst-Zuid.

Op de dag van de inhuldiging werden de gasten verwelkomd door burgemeester Maurice Van Meenen, een aantal gemeenteraadsleden en de toekomstige directeur van de gasfabriek, in een grote, mooi versierde feesttent die voor het gebouw was opgesteld en met vlaggen was aangekleed. De burgemeester stelde vervolgens een overzicht van de activiteiten van de fabriek voor.

Hij wees op het belang van 26 januari 1897, de dag waarop de gemeenteraad met 24 tegen 3 stemmen besloot de fabriek op eigen houtje te bouwen. Hij wijst er ook op dat de gemeenteraad op 9 september 1897 na eindeloze discussies besloot het werk aan te besteden. “Er waren veel kandidaten”, vervolgde hij, “maar slechts drie van hen dienden een compleet project in, voor een totaalbedrag van 1 500 000 Belgische frank, 3 500 000 Belgische frank en 4 500 000 Belgische frank.”

Er was duidelijk een groot verschil tussen deze bedragen. August Klönne, een Duitse ingenieur en staal- en bruggenbouwer uit Dortmund, haalde het contract binnen en vanaf 1 september werden de inwoners van Sint-Gillis voor het eerst van gas voorzien dat van buiten de stad kwam.

[Bouw van de gasfabriek, circa 1901, brochure van de firma August Klönne, Archief van het OCMW van Sint-Gillis]

 

Op 1 juli van datzelfde jaar werd begonnen met de verbouwing van het voormalige slachthuis in de Bethlehemstraat 32 tot een grote, prachtige elektriciteitscentrale met een geïnstalleerd vermogen van 19.500 KW. Drie maanden later, op 15 december 1901, benadrukte de burgemeester in zijn openingstoespraak het belang van de bouw van deze elektriciteitscentrale. De administratieve kantoren voor de klantendienst (aanvragen voor plaatsing, verkoop en verhuur van installaties) waren gevestigd op de Waterloolaan 43.

 Het project werd toegekend aan de Société anonyme de Matériel et d’Installations électriques G. Boty voor de bouw en de exploitatie van de installatie. Een monumentale poort gaf rechtstreeks toegang tot de binnenplaats van de fabriek, via een ingang voor voertuigen en een ingang voor het publiek.

Het hoofdgebouw bestond uit het directiekantoor, de accumulatorruimte en de batterijruimte, en een tweede verbonden gebouw (Bosniëstraat) bevatte het ketelhuis, de kolenruimte en diverse werkplaatsen. Tussen de twee gebouwen lag een oppervlakte van ongeveer 1360 m². Achter de gebouwen bevonden zich de ondergrondse koeling, het Zschocke-systeem en de schoorsteen.

[Ketelhuis van de elektriciteitscentrale in de Fernand Bernierstraat 40, datum onbekend, Archief van het OCMW van Sint-Gillis]

 

De koeling bestond uit een ondergronds gedeelte in metselwerk van 15 meter lang, 7,5 meter breed en 7 meter diep. Een hellend vlak van hetzelfde metselwerk hield de grond tegen, die zeer onstabiel was door de natuurlijke bronnen die het fabrieksterrein op dit punt doorkruisten. Op dit metselwerk was een schoorsteen in sparrenhout geplaatst, bedekt met een coating om het tegen invloeden van buitenaf te beschermen.

[Schoorsteen van de elektriciteitscentrale in de Fernand Bernierstraat 40, datum onbekend,, Archief van het OCMW van Sint-Gillis]

 

De machinekamer zou twee Walschaert-Menning-machines van het type horizontal compound bevatten met twee cilinders die 120 toeren draaien en een distributie via evenwichtige kleppen. Het paneel stond in het midden van de machinekamer om vlot te kunnen verlengen tot 52 meter indien dat nodig zou zijn (het was op dat moment 31 meter) en het was onderverdeeld in negen afzonderlijke panelen die elk een specifiek element bedienden.

[Machinekamer met Walschaert-Menning-systeem, datum onbekend,, Archief van het OCMW van Sint-Gillis]

 

De dienst bood abonnementen aan alle eigenaars, vruchtgebruikers of houders van een zakelijk recht van gebruik of bewoning die langs het traject van het distributienet woonden en een schriftelijke aanvraag indienden.

[Cabines voor elektriciteitsvoorziening in de werkplaatsen van Régies, circa 1901, Archief van het OCMW van Sint-Gillis]

[Logo van de Régie d’électricité R.D.E, s.d., Archief van het OCMW van Sint-Gillis]

 

Elektriciteit werd verkocht per kilowattuur en de prijs werd bepaald door de gemeenteraad. In 1953 werd burgemeester Jacques Frank door de gemeenteraad van Sint-Gillis aangesteld als beheerder van de twee gemeentelijke nutsbedrijven voor de distributie van elektriciteit en gas.

De productie van elektriciteit stopte in 1950, evenals de productie van gas. Sindsdien werden ze ingezet voor de distributie en niet meer voor de productie. De twee gemeentelijke industriële bedrijven die voorheen afzonderlijk waren, werden samengevoegd tot één bestuurlijke en uitvoerende eenheid. De herinrichting vond plaats in het gebouwencomplex in de Fernand Bernierstraat 40, waar er veel ruimte was door de definitieve sluiting van de productie-installaties, met name de ketelhuizen en de gelijkstroom-turbogeneratoren.

[Industriële en administratieve vestiging van de twee gecentraliseerde nutsbedrijven, Mededeling over de nutsvoorzieningen voor elektriciteit en gas, 1953, Privé-verzameling P. Debouverie]

 

De doelstellingen van Jacques Frank waren duidelijk: de diensten reorganiseren en in het bijzonder een studiebureau opzetten dat de volledige autonomie van de nutsbedrijven kon waarborgen. In 1973 werden zijn doelstellingen bereikt en de opmerkelijke financiële resultaten maakten het mogelijk om de elektriciteitstarieven in Sint-Gillis heel sterk te verlagen ten voordele van de klanten, inclusief de meest bescheiden verbruikers.

[Bezoek van burgemeester Jacques Franck aan de elektriciteitscentrale, 1963, Archief van het OCMW van Sint-Gillis]

 

Het gebouw werd tot 1985 gebruikt door de gemeentelijke nutsbedrijven van Sint-Gillis en een deel van het gebouw werd geëxploiteerd door INTERCOM/SIBELGAZ. In mei 1986 wilde Albert Eylenbosch, voorzitter van de Commissie van Openbare Onderstand en tevens verantwoordelijk voor het beheer ervan, de lokalen van de COO die toen gevestigd waren in de Waterloolaan 255 en een bijkomstige afdeling in de Vorstse Steenweg 53, centraliseren in de gebouwen van de nutsbedrijven van Sint-Gillis. De verhuizing begon eind 1986 en was in de zomer van 1987 voltooid.

[Plan van werkzaamheden aan het complex Fernand Bernier 40 dat aan Albert Eylenbosch is overhandigd, 1987, Archief van het OCMW van Sint-Gillis]

 

Het Fernand Bernier-complex heeft verschillende transformaties ondergaan en ondanks de renovaties heeft het gebouw nog steeds sporen van zijn industriële verleden. Het OCMW van Sint-Gillis en het gemeentelijk wagenpark zijn er nog steeds gevestigd.

[Vergaderzaal Albert Eylenbosch in het OCMW van Sint-Gillis, foto’s F.J]

[Gedenkplaten in het kader van het OCMW van Sint-Gillis]

Bronnen:

BERNIER, F., Monographie de Saint-Gilles-lez-Bruxelles (“Monografie van Sint-Gillis”), P. Weissenbruch, Bruxelles (Brussel), 1904.

Artikel Un abattoir en ville (“Een slachthuis in de stad”), Bruxelles en mouvement (“Brussel in beweging”), nr. 256, 2012.

Artikel in het dagblad l’Etoile Belge, “Aug. Klönne · Dortmund”, 1901.

Gemeentearchief van Sint-Gillis.

Privé-verzameling P. Debouverie.

© Archief van het OCMW van Sint-Gillis – Alle rechten voorbehouden.

Laisser un commentaire