Geschiedenis
Het OCMW als rechtsopvolger van alle private en openbare bijstands- en gezondheidsinstellingen. De institutionele evoluties van 1796-1803, 1925 en 1976
Het huidige Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn van Brussel is de rechtsopvolger van de hospitalen (gezondheidszorg en sociale huisvesting) en van de armentafels (zorg van sociale aard) van de Middeleeuwen, zowel wat betreft hun bevoegdheden als inzake hun patrimonium. Tijdens het bewind onder de Franse revolutie vond een centralisatie plaats: sociale en medische ondersteuning werd een overheidstaak en werd gelaïciseerd. Een eerste stap werd gezet in 1796 (16 vendémiaire jaar V-7 oktober 1796) met de oprichting van de Commission des Hospices civils in plaatsen die een hospitaal of godshuis hadden. In het arrondissement werden vier zulke commissies opgericht namelijk in Asse, Brussel, Elsene, Vilvoorde. Datzelfde jaar werd een tweede stap gezet (7 frimaire jaar V-27 november 1796) met de oprichting van een Weldadigheidsbureel in elke hoofdgemeente van een kanton om in te staan voor de thuishulp die in de plaats was gekomen voor de armentafels en privéstichtingen uit het ancien régime. De centralisatie van de openbare onderstand nam nog toe onder het bewind van Napoleon, toen op 22 pluviôse jaar XI (11 februari 1803), een Conseil général des Hospices et Secours werd ingesteld om gezondheids- en bijstandsactiviteiten (de weldadigheid) te hergroeperen: deze was tot 1824 bevoegd voor heel het arrondissement en daarna enkel nog voor de stad. In 1925 werden met de organieke wet van 10 maart in elke gemeente de weldadigheidburelen en de burgerlijke godshuizen samengevoegd tot een Commissie van Openbare Onderstand, een toestand die in Brussel de facto al bestond sinds meer dan een eeuw. Voortaan was er echter geen rekenplichtig verschil meer tussen het patrimonium van de hospitalen en dat van de weldadigheid: inkomsten en uitgaven van zowel de openbare hospitalen en Brusselse godshuizen als van de sociale bijstand werden in één rekening samengevoegd. In 1976 tenslotte werden de COO OCMW of Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn (wet van 8 juli 1976) en zij namen “alle goederen, rechten, lasten en verplichtingen over” (art. 2 van de organieke wet). Volgens diezelfde organieke wet staat de secretaris van het OCMW-bestuur in voor het archief (art. 45, § 1).
Geschiedenis van het maatschappelijk welzijn
In onze contreien gaat het concept van “openbare onderstand” terug tot de middeleeuwen. De Karolingische Staat had voorzien dat in elke parochie een specifiek gedeelte van het patrimonium zou beheerd worden voor de armen, de zogenaamde “armentafels” of tafels van de Heilige Geest. Anderzijds voorzag de kapittelregel van Aken van 816 dat canonieke kapittels moesten instaan voor de armen en de reizigers. In het geval van Brussel moest het Sint-Goedelekapittel dus instaan voor de eerste hospitaalstichting van de stad (omstreeks 1100). Tijdens de middeleeuwen werd de huisvesting gespecialiseerd: hospitalen beperkten zich tot een tijdelijke opvang van zieken of arme reizigers op doortocht terwijl de godshuizen zorgden voor een langduriger onthaal van invaliden en ouderen. Deze instellingen werden gezamenlijk beheerd door leken en religieuzen (kanunniken, hospitaalzusters, priesters, enz.) Dankzij de economische groei tijdens de middeleeuwen nam het aantal privéstichtingen die werden gefinancierd door rijke schenkers sterk toe. Elke ervan had een eigen doelpubliek zoals bijvoorbeeld alleenstaande vrouwen, ouderen, vondelingen, burgers van de stad, enz. Ook ambachtsgilden ontwikkelden liefdadigheidsfuncties zoals bijvoorbeeld de broederschap van Sint-Elooi. Onder het bewind van Keizer Karel werd een eerste poging tot centralisatie ondernomen met de oprichting van een “Opperste Liefdadigheid” (ordonnantie van 7 oktober 1539), een voorloper van het OCMW. De leidinggevenden (‘meesters’) van de liefdadigheid moesten de rekeningen controleren van de weldadigheidsinstellingen en rechtstreeks opdrachten uitvoeren van openbare bijstand (vondelingen, arme wezen, geestesgestoorden, blinden, gevangenen, …). Ondanks deze voogdij bleven de privé-instellingen grotendeels autonoom. Het is pas onder het Frans bewind dat de bijstand daadwerkelijk wordt gecentraliseerd en volledig gelaïciseerd.
Het archief van de Brusselse openbare onderstand is verdeeld over het Algemeen Rijksarchief, het Archief van de Stad Brussel en het OCMW
Tijdens de Middeleeuwen werd het archief van de bijstandsinstellingen per armentafel of hospitaal bijgehouden op de zetel van de instelling. Daardoor kon onherroepelijk verlies van stukken worden vermeden toen het archief van de Stad Brussel in brand stond na een bombardement van 1695. Tussen 1795 en 1802 werden overeenkomstig de centralistische maatregelen van het jakobijns bewind de archieven van de bijstandsinstellingen bijeengebracht, zowel deze van de weldadigheid als deze inzake huisvesting. Die hergroepering gebeurde echter niet altijd volgens een rationele logica maar was eerder gebaseerd op een pragmatische reactie op de verscheidenheid van de bewaarde documenten. Het voorbeeld van het kapittel van Sint-Goedele is in dat opzicht veelbetekenend. Het kapittel beheerde en superviseerde onder meer godshuizen, een armentafel (of tafel van Heilige Geest) en verschillende satellietstichtingen ervan. Slechts een deel van het archief over de weldadigheid werd geïdentificeerd en meegenomen naar het toekomstige OCMW; de andere stukken bleven vermengd met het hoofdbestand dat lange tijd verdeeld zat tussen het kerkelijk archief van het Rijk en archief van de kapittelkerk zelf. Zo bewaart het Algemeen Rijksarchief de belangrijkste archieven van het godshuis Sint-Elisabeth van Hongarije en van de liefdadigheidsstichtingen voor scholieren ‘Bons Enfants et Choraux’, en ‘Doorne Croone’. Een tweede fase in de opsplitsing van het bijstandsarchief vond plaats onder het Frans en Nederlandse bewind, door de oprichting van de Conseil des Hospices et Secours die van 1802 tot 1824 bevoegd was voor het arrondissement. Het archief van het ancien régime dat werd verzameld in Brussel is werd grotendeels gerecupereerd via de respectievelijke gemeenten, maar niet altijd. Ook moet worden gewezen op het belang van de archieven van de voogdijinstellingen, enerzijds de gemeente (Archiefdienst Stad Brussel) en anderzijds de provincie (Algemeen Rijksarchief). Wat de gemeentelijke voogdij betreft bevindt zich bij de Archiefdienst van de Stad Brussel een bestand van de Weldadigheid. Dit archief zal vanaf 1852 aangroeien door de oprichting van de dienst voor Openbare Onderstand van de Stad die tot in 1852 voogdij uitoefent om toe te zien op de bestuursdaden van de Algemene Raad van Godshuizen en Bijstand. Bij het Algemeen Rijksarchief wordt een belangrijk archiefbestand bewaard over de provinciale voogdij – voor de provincie Brabant – over de subsidies voor aankopen en werken van de Commissie van Openbare Onderstand van Brussel, van 1935 tot 1968. Vermelden we tenslotte ook het archief van de Archiefdienst van het aartsbisdom Mechelen met documenten over bisschoppelijk bezoek aan liefdadigheidsinstellingen, in het kader van de voogdij van de aartsbisschop van Mechelen-Brussel over de kerkelijke instellingen, naast archief van liefdadigheidscongregaties.
Opmerkelijke archivarissen van de openbare onderstand vanaf de oprichting van de Raad voor Godshuizen tot de organieke wet over de Centra voor openbare onderstand, van Karel Stallaert tot Claire Dickstein
Vóór 1925 werd de professionalisering van de functie ingezet met de komst van filoloog Karel-Frans Stallaert (1820-1893), een specialist van de Vlaamse middeleeuwse letterkunde die op 25 april 1848 werd benoemd tot adjunct-archivaris van de Godshuizen van Brussel en op 25 april 1850 tot hoofdarchivaris. In maart 1845 keerde hij terug naar het secundair onderwijs – dat hij had laten staan voor een loopbaan als archivaris – en hij liet zijn post over aan zijn vriend G.-J. Dodd, die de nieuwe archivaris werd van de Godshuizen van Brussel. Het is echter met Paul Bonenfant (1899-1965) dat het beroep volledig wordt geprofessionaliseerd: hij kwam uit de academische wereld (hij was docent aan de ULB waar hij onder meer vanaf 1930 een seminarie leidde voor de licentie in middeleeuwse geschiedenis) en werd in 1922 tot archivaris benoemd. Paul Bonenfant was in de eerste plaats een historicus van het pauperisme in de Oostenrijkse Nederlanden (een thema waarover hij in 1931 een doctoraatsverhandeling maakte) en zijn opdracht tot bewaring en inventarisering van het archief beperkte zich tot het ancien régime des (tot 1795) — reeksen H en B —zoals mag blijken uit zijn inventarissen: Sint-Janshospitaal in 1932, Zieke Armen, in 1933, leprozerie Sint-Pieter in 1935, Opperste Liefdadigheid in 1938. Er blijft dus een breuklijn bestaan tussen het dynamisch archief van de diensten van openbare onderstand en het historisch archief . In 1945 volgt zijn echtgenote Anne-Marie Bonenfant-Feytmans, een mediëviste, (die nog les had gekregen van Henri Pirenne) hem op om in te staan voor het archief. Ze maakt een onderverdeling binnen het dynamisch archief om er het “modern archief” uit te halen (van 1803 tot de oprichting van de COO in 1925). Het is pas met de komst van Claire Dickstein, die archivaris was van 1973 tot 1998 en gespecialiseerd in stadsfinanciën van de late middeleeuwen, dat zich een daadwerkelijk beleid aftekent inzake archiefselectie, in nauwe samenwerking met het Algemeen Rijksarchief. De aanmaak van de reeks zogenaamd bestuurlijk archief met het semi-dynamisch archief vanaf 1925 dateert uit deze periode. De dienst beheert vanaf dan enerzijds historisch archief (waarvoor ook een restauratieatelier voorzien is) en anderzijds bestuurlijk archief, waarbij de nadruk ligt op de noden van de diensten inzake documentatie (overdrachten, selectie en vernietiging, raadpleging en onderzoek).
Collecties
Archief van bijstandsinstellingen uit het ancien régime (1204-1797)
- Weldadigheid (reeks B) : met deelbestanden van de Opperste Liefdadigheid en Armenhuizen en Armentafels, liefdadigheidsbroederschappen en privéstichtingen.
- Opperste Liefdadigheid : overheidsbijstand die toezicht hield op alle privéliefdadigheidsinstellingen van de stad en sommige stichtingen waarvan ze rechtstreeks het bestuur uitoefende (vondelingen, blinden, gevangenen).
- Armenhuysen waren liefdadigheidsateliers die aan het begin van de 18e eeuw in sommige steden werden opgericht.
- Armentafels of Tafels van de Heilige Geest: parochiale : parochiale liefdadigheid die mee werden beheerd door lekendirecteurs en priesters die hulp verschaften in natura en met geld. Het gaat over de tafels van Sint-Goedele en Finisterrae, Sint-Catharina en Sint-Jan van Molenbeek, Sint-Niklaas, Sint-Gorik, Sint-Jacob-op-Koudenberg, Onze-Lieve-Vrouw-ter-Kapellekerk. NB : Aan elke tafel waren een aantal stichtingen verbonden.
- Liefdadigheidsbroederschappen : voornamelijk archief van de broederschap van Sint-Elooi die bestond uit de gilden van de kunst en de bewerking van metalen. ici surtout des archives de la confrérie Saint-Eloy. We vermelden ook nog (in reeks H) een register van de broederschap van Sint-Jakob van Overmolen.
- Privéstichtingen: ze werden gefinancierd door rijke schenkers en dragen meestal de naam van die schenker. Naast de stichtingen die verbonden waren aan de Tafels vermelden we ook nog de Stichting Brussegem (met de stichtingen Busleyden en Sailly).
- Hospitalen en godshuizen (reeks H) : omvat de deelbestanden van instellingen voor huisvesting en plaatsing, vondelingen, achtergelaten kinderen en weeshuizen
-
-
- Hospitalen: vingen tijdelijk bepaalde groepen op. Het Sint-Janshospitaal was bestemd voor arme zieken in het algemeen; de Sint-Pietersleprozerie zorgde voor de huisvesting van sommige melaatsen en de hospitalen voor passanten vingen arme reizigers op, zoals de hospitalen Sint-Cornelius, Sint-Jakob van Overmolen, Sint-Juliaan (of Sint-Gislein) en Sint-Laurentius.
- Godshuizen : vingen in principe ouderen op. De mannen werden ontvangen in de godshuizen van de 12 Apostelen, van de Calvarieberg, van de Kleine Kanunniken, Sint-Christoffel en Van der Haeghen. Vrouwen beschikten over 21 godshuizen : 15 Maagden en Onze-Lieve-Vrouw van de Vrede, 5 Wonden, 9 Engelenkoren, Baeckx, Vogelzang, Doornkroon of Onze-Lieve-Heer- Jezus-Christus, Zoete naam van Jezus of Duquesnoy, Pacheco of Sint-Job, Rapoy, Saint-Aubert van de bakkers, Sint-Anna of Tserclaes, Sint-Kruis, Sint-Gertrudis, Sint-Elisabeth van Hongarije, Drievuldigheid, Sint-Salvator of meerseniers en huidenvetters, Ter Arken of Onze-Lieve-Vrouw, Ter Thomme en Van den Bempden.
-
Onder de kerkelijke instellingen die een of andere vorm van liefdadigheid beoefenden was bijvoorbeeld het Groot-Begijnhof.
Openbare onderstand van de Raad des Godshuizen bij het OCMW (hedendaagse tijd tot op vandaag)
- Het archiefbestand Raad des Godshuizen en Hulpen
-
- Directie: omvat onder meer de beslissingen van de Raad en de Algemene Zaken (dossiers die belangrijk genoeg geacht werden om voor de Raad te worden behandeld).
- Algemeen Bestuur per dienst : Personeel, Geschillen (voorloper van de juridische dienst), Eigendommen en Werken, Financiën en Inkomsten, en Algemene Magazijnen (belast met de bevoorrading).
- Weldadigheidsactiviteiten :
- Het Weldadigheidsbureel onderverdeeld in weldadigheidscomités, met artsen voor de armen.
- Weldadigheidsateliers en bedelaarsgestichten waar werk werd georganiseerd voor armen en bedelaars.
- De Berg van Barmhartigheid, een instelling voor sociale leningen, onder voogdij van de Raad der Godshuizen van 1804 tot 1848.
- Activiteiten van godshuizen:
-
- Hospitaalinstellingen waaronder Sint-Jan-Jean (met inbegrip van het latere Brugmann), Sint-Pieter en de Materniteit maar eveneens gespecialiseerde hospitalen (per patiëntengroep): krankzinnigengesticht (opvolger van het Simpelhuys van Bruxelles),het Sanatorium Brugmann te Alsemberg voor tuberculozen of het hospitaal Latour de Freins te Ukkel voor herstellenden en het zeesanatorium Roger de Grimberghe te Middelkerke voor kinderen.
- Diverse godshuizen en refuges vooreerst voor ouderen Godshuis van de Infirmerie, de Verenigde Godshuizen en Godshuis Pacheco ; maar ook een weeshuis voor meisjes.
- Plaatsing van vondelingen en achtergelaten kinderen, van bepaalde ouderen en van geesteszieken (te Geel).
-
- Opmerkelijke stukken: Het archiefbestand van de Vondelingen en achtergelaten kinderen bevat een opmerkelijke collectie met karakteristieke merktekens vanaf 1740: het betreft kentekens die de ouders achterlieten bij de kinderen om ze te kunnen identificeren en terug in huis te nemen wanneer hun materiële toestand zou verbeterd zijn.
- Archiefbestand arrondissement Brussel: Dit is ancien régime-archief van hospitalen, godshuizen, armentafels en privéstichtingen dat in 1802 werd ingezameld tijdens het Frans bewind: in Brussel werd de werking gecentraliseerd van de hospitalen van Asse en Vilvoorde, het godshuis van Elsene, en de weldadigheidsburelen van Anderlecht, Asse, Halle, Ter Hulpen, Sint-Maartens-Lennik, Sint-Stevens-Woluwe, Ukkel, Vilvoorde en Wolvertem tot 1824.
- Archiefbestand fusiegemeenten: Dit bestand bevat archief van de weldadigheidsburelen en godshuizen van contient les archives des bureaux de bienfaisance et hospices des communes de Laken, Haren en Neder-Over-Heembeek, tot 1921.
- Archiefbestand artsenijschool van Brussel (1805-1834 later faculteit aan de ULB)
- Archiefbestand verpleegsterscholen van Sint-Jan (later Brugmann) en Sint-Pieter
Archiefbestand ingezameld uit hoofde van de activiteiten inzake openbare onderstand van de OCMW’s
- Bestand O : Dit is archief van diverse privé- en rechtspersonen (collectiviteiten waaronder de centrale en plaatselijke instellingen van het hertogdom Brabant of kerkelijke instellingen waaronder het kapittel Sint-Goedele) die vanaf het ancien régime werden ingezameld door diverse bijstandsinstellingen.
- Nagelaten papieren : Archief ingezameld door de OCMW en rechtsvoorgangers vanaf de 19e eeuw en waarvan sommige stukken teruggaan tot het ancien régime. Vermelden we bijvoorbeeld het archiefbestand Van Schoor, genaamd naar een bestuurder van de Raad der Godshuizen die zijn archief over de maatschappij voor steun en promotie van kleuterscholen had overgedragen; of het handelsarchief van vennootschappen die waren gevestigd in het ‘Palais du Vin’ en de magazijnen ‘Merchie-Pède’.
Collecties verwant aan het archief
- Kaarten en plattegronden: Het archiefbestand bevat meer dan 400 plannen met afpalingen die werden gedaan op vaag van het OCMW en diens rechtsvoorgangers om over een beheersinstrument te beschikken voor zijn eigendommen en pacht. Als opmerkelijke stukken vermelden we de landboeken van het Sint-Janshospitaal, van de Sint-Pieters leprozerie en van de infirmerie van het Begijnhof, allemaal opgesteld aan het begin van de 18e Het bestand bevat ook architectenplannen voor gebouwen van het OCMW (Partoes, Horta, Dewin, Polak…).
- Affiches : Het bestand bevat meer dan 2000 affiches van 1753 tot heden, over de geschiedenis van de openbare bijstand en de gezondheid, afkomstig van het OCMW of van andere instellingen (Ministerie van Volksgezondheid, Sociale integratie, Vrije Universiteit Brussel, enz. )..
- Beeldarchief : foto’s, dia’s, negatieven, glasplaten over diverse onderwerpen (portretten van bestuurders of artsen, officiële inhuldigingen, hospitalen en gebouwen, enz.).
Selectieve bibliografie
- DICKSTEIN, Cl., Les collections du Centre Public d’Aide Sociale, Gand, 1994 (Crédit Communal de Belgique, Musea Nostra, n° 34).
- BONENFANT, P., Inventaire des Archives de l’Assistance Publique de Bruxelles, I. Fonds de l’hôpital Saint-Jean, Bruxelles,1932.
- BONENFANT, P., Inventaire des Archives de l’Assistance Publique de Bruxelles, II. Fonds de l’Administration générale (pauvres malades), Bruxelles, 1933.
- BONENFANT, P., Inventaire des Archives de l’Assistance Publique de Bruxelles,III. Fonds de l’hôpital Saint-Pierre, Bruxelles, 1935.
- BONENFANT, P., Inventaire des Archives de l’Assistance Publique de Bruxelles,IV. Fonds de la Suprême Charité, Bruxelles, 1938.
- DICKSTEIN, Cl.,, Inventaire des archives du Centre Public d’Aide Sociale de Bruxelles, Hôpitaux pour pélerins : Saint-Jacques d’Overmolen, Bruxelles, CPAS, 1993.
- PERGAMENI, Ch., Les archives historiques de la ville de Bruxelles, Bruxelles, 1943.
- PERGAMENI, Ch., Archives de la bienfaisance publique, Bruxelles, AVB, 2011
- COUMANS, V., Archives de l’Assistance publique et des affaires sociales de Bruxelles, Bruxelles, AVB, 2005.
- MURET, Ph., Les archives ecclésiastiques du Brabant aux Archives générales du royaume, Bruxelles, AGR, 1995.
- D’HOOP, Al., Inventaire général des archives ecclésiastiques du Brabant, vol. 1, Eglises collégiales, Bruxelles, 1905.
- DE RIDDER, Paul, Inventaris van het oud archief van de kapittelkerk van Sint-Michiel en Sint-Goedele te Brussel, 3 vols., Bruxelles, 1987-1988.
- ANTOINE, Fr., Inventaire des archives du Gouvernement provincial de Brabant : subsides des travaux ou achats des communes et des commissions d’assistance publique (1854-1968), Bruxelles, AGR, 2016.
Aanvullende gegevens
- Adres : Hoogstraat 298a – 1000 Brussel
- Téléphone: 02.543.60.55
- Mail: archives@cpasbxl.brussels
- Site internet: link
- De leeszaal is open van maandag tot donderdag (van 9-12 en van 13-16 u) maar enkel op afspraak per e-mail.
OCMW van Stad Brussel (archief dienst) © Alle rechten voorbehouden