Non classé

Het kleinste kamertje en het beheer van uitwerpselen in Brussel door de eeuwen heen (Deel 2)

In het begin van de 19e eeuw waren er nog maar weinig huizen die latrines hadden. Als er al toiletten waren, waren deze nog steeds rudimentair en werden ze gedeeld door de bewoners van verschillende woningen. Het ging dan meestal over een pot in aardewerk of gietijzer met een afneembaar deksel. De latrines werden rechtstreeks in de Zenne geloosd of kwamen uit op ondergrondse beerputten via terracotta buizen. Ze moesten dan ook regelmatig worden geleegd door de beerboer om doorsijpelend of opstijgend vuil te voorkomen. Openbare latrines bestonden nog niet en uitwerpselen werden nog steeds verhandeld.

[Gemeenschappelijk toilet in de Sint-Ursulagang, foto, [1927-1931], Habitations bon marché (n°24), Archief van de Stad Brussel]

[Gemeenschappelijk toilet in de Sluisgang, foto en plan, [1927-1928], Habitations bon marché (n°23), Archief van de Stad Brussel]

[Gemeenschappelijk toilet in de Tarwegang, foto en plan, [1927-1928], Habitations bon marché (n°23), Archief van de Stad Brussel]

[Latrines boven de Zenne, foto, 1867, Iconografische verzameling, (Album XVII-18, GHEMAR FRERES, Assainissement de la Senne, Bruxelles en 1867. Vues photographiques prises à l’emplacement du nouveau Boulevard à ouvrir au travers de la Ville de Bruxelles, folio 10), Archief van de Stad Brussel]

In de 19e eeuw kende de stad echter een sterke demografische groei. Dit verergerde het probleem van het afvalbeheer en zorgde ervoor dat de uitwerpselen meer en meer zichtbaar waren in de openbare ruimte. Uit hygiënische overwegingen, die in die tijd zeer sterk aanwezig waren, en doordat schaamte nu als een deugd werd beschouwd, werd de overheid steeds meer gevraagd om strenger op te treden tegen onwenselijk gedrag rond de natuurlijke behoeften en om sanitaire voorzieningen te plaatsen in de openbare ruimte. Er kwam een eerste gemeentelijke verordening in 1828, die een antwoord bood op deze vragen en in 1836 werd omgezet in een politieverordening. De eerste openbare urinoirs werden in 1845 geplaatst. In 1885 werden er nog eens 200 bijgeplaatst, omdat men vond dat er onvoldoende waren. Aanvankelijk werden ze geïnstalleerd in de buurt van drukke plaatsen, maar later werden ze verbannen naar doodlopende straten en zijstraten. Deze faciliteiten waren alleen voorzien voor mannen. Rond 1880-1885 werd bij de Louizapoort één openbaar damestoilet geplaatst. In 1864 werd in de noordelijke voorstad een nieuwe Modderhoeve (Ferme des Boues) gebouwd volgens de plannen van architect Ed. André. Deze werd in 1901-1902 uitgebreid met nieuwe gebouwen van de hand van architect Henri Van Dievoet.

[Verbod om te urineren op straat op straffe van vervolging voor de politierechtbank, reglement, 26 juni 1846, Affiches administratives (1846), Archief van de Stad Brussel]

[Ontwerpen voor waterclosets van de Louizapoort, plan, [1870-1900], Openbare Werken en Stedenbouw (NPP K1), Archief van de Stad Brussel]

[Ontwerpen voor tijdelijke urinoir op Louizalaan uitgebreid, plan, [1870-1900], Openbare Werken en Stedenbouw (NPP K1), Archief van de Stad Brussel]

[Uitvinding van Mijnheer I. Leys: nutszuilen, plan, [19de eeuw], Openbare Werken en Stedenbouw (NPP K1), Archief van de Stad Brussel]

[Lantaarnpaal-urinoir, foto, 1872, Iconografische verzameling (album 12-25-25), Archief van de Stad Brussel]

Ondanks deze verschillende maatregelen verbeterde de hygiëne in de stad niet. De overheid bekeek dan ook een nieuwe piste: de voorziening van stromend water aan alle woningen (die er pas in de eerste helft van de 20e eeuw effectief zou komen) en de ondergrondse afvoer van het afvalwater. Tot die tijd werd de watervoorziening verzorgd door putten en fonteinen. Ook het afwateringssysteem, dat sinds de middeleeuwen stelselmatig was uitgebouwd, moest worden verbeterd, en wel door het aanleggen van een echt netwerk en door het overkappen van de Zenne. Tegelijkertijd verdwenen de beerputten op het grondgebied van de stad.

[Urinoirs in de Helgang et de Violetgang, in de hoek van de Kantersteenstraat, foto, [1911-1930], Iconografische verzameling (C-3015), Archief van de Stad Brussel]

[Urinoirs aan de onderkant van de Ravensteinstraat, foto, [1910-1930], Iconografische verzameling (C-3834), Archief van de Stad Brussel]

[Urinoirs in de Oudijzergang, foto, [1927-1928], Habitations bon marché (24), Archief van de Stad Brussel]

[Reconstructie van het urinoir in de Hopstraat in de hoek van Papevest, plan, [end 19de eeuw], Openbare Werken en Stedenbouw (NPP K1), Archief van de Stad Brussel]

Geleidelijk aan ging de hygiëne in de woningen erop vooruit. De voorschriften gaven de voorwaarden aan voor de inrichting van toiletten (ventilatie, …) en het assortiment sanitaire installaties werd steeds gevarieerder. Toch duurde het nog lang voor er in elke woning privétoiletten waren geïnstalleerd. Ten tijde van de volkstelling van 1961 beschikte 25% van de woningen nog niet over een eigen toilet met doorspoeling. In 1991 was dit nog 7%. Naarmate de situatie in de woningen verbeterde, verdwenen de openbare toiletten geleidelijk aan. Ze zijn nu bijna onbestaande geworden.

[Model van pivétoiletten met spoeling, catalogus van sanitaire toestellen Vliegen, [begin 20ste eeuw], Fonds Fauconnier (89), Archief van de Stad Brussel]

Belangrijkste bron:

BILLEN Cl. en DECROLY J.-M., De kleinste kamertjes in de grootstad. Open baar sanitair in Brussel van de Middeleeuwen tot vandaag, Historia Bruxellae, 4, 2003.

© Archief van de Stad Brussel – Alle rechten voorbehouden

Laisser un commentaire